Je betaalt deze lening terug in een vast aantal termijnen met een vaste rente. Het termijnbedrag is elke maand gelijk.
Slide 4 - Tekstslide
Welke kredietvorm?
Je mag lenen tot een maximumbedrag, de kredietlimiet. Je betaalt terug in maandtermijnen. De rente is variabel. Je hoeft niet in één keer het hele bedrag te lenen, je mag ook een deel opnemen. Geld dat je hebt afgelost, mag je opnieuw lenen.
Slide 5 - Tekstslide
Welke kredietvorm?
Je mag op je betaalrekening, afhankelijk van je loon, tot een afgesproken bedrag rood staan.
Slide 6 - Tekstslide
Welke kredietvorm?
De winkelier geeft jou krediet en, net als bij een gewone lening, betaal je maandelijks rente en aflossing.
De kredietkosten zijn heel hoog.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Belin zet € 1.100 op een spaardeposito. Ze krijgt daarop 0,4% rente.
a. Bereken het bedrag dat ze na een jaar aan rente ontvangt.
b. Bereken hoeveel rente ze na vijf maanden heeft opgebouwd.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Esther heeft € 8.640 op haar spaarrekening staan. De rente is 0,6% en wordt ieder jaar bijgeschreven op haar spaarreking.
a. Hoeveel geld heeft Esther na twee jaar in totaal?
b. Bereken hoeveel rente ze na twee jaar heeft ontvangen.
Slide 11 - Tekstslide
Opgave 15 en 16 van blz. 93
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Voorbereiden voor de toets
van volgende week
Slide 14 - Tekstslide
Wil je een samenvatting maken? Ga naar blz. 56 en 86.
Wil je alles nog een keer herhalen? Maak de herhalingsopgaven van hoofdstuk 2 en 3.
Heb je vooral moeite met de rekenopgaven? Maak de rekenopgaven van hoofdstuk 2 en 3.
Zoek je meer uitdaging? Maak de plusopdrachten van hoofdstuk 2 en 3.