Woordenschat les 4 - 2 oktober

Wat betekent 'motiveren'?
A
Schreeuwen
B
Redenen geven
C
Een motie indienen
D
Doen
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat betekent 'motiveren'?
A
Schreeuwen
B
Redenen geven
C
Een motie indienen
D
Doen

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Probeer een zin te maken met 'motiveren'.

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'rationeel'?
A
Gedachten
B
Onverstandig
C
Gevoel
D
Verstandig

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tegenovergestelde van rationeel

Slide 4 - Open vraag

irrationeel
Wat betekent 'ambitie'?
A
Doel
B
Reptielachtig dier
C
Iets wat je behaald hebt
D
Hard werken

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Probeer een zin te maken met 'ambitie'. Begin met Mijn ambitie is..

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'officieus'?
A
Officieel
B
Nauwkeurig
C
Niet officieel
D
Niet nauwkeurig

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'stimuleren'?
A
Aanmoedigen
B
Inspireren
C
Klappen
D
Naar beneden halen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'input'?
A
Scoren
B
Inbreng
C
Het gat met golfen
D
Toepassing

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Probeer een zin te maken met 'input'.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'differentiëren'?
A
Moeilijk maken
B
Weggaan
C
Onderscheiden
D
Aanpassen aan een groep

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Probeer een zin te maken met 'differentiëren'.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'incident'?
A
Ongeluk
B
Ruzie
C
Nachtmerrie
D
Gebeurtenis

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'optimaliseren'?
A
Verbeteren
B
Nadenken
C
Gebruiken
D
Oogmeting

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'fungeren'?
A
Zacht maken
B
Plezier hebben
C
Dienst doen als
D
Verwijderen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'participeren'?
A
In stukken snijden
B
Meedoen
C
Gelijk zijn
D
Lidmaatschap opzeggen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Probeer een zin te maken met 'participeren'.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'hoofdzakelijk'?
A
Vooral
B
Alleen maar zakelijk
C
Informeel
D
Bijna nooit

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Probeer een zin te maken met 'hoofdzakelijk'.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'ongeacht'?
A
Aanhef voor een brief
B
Niet nagedacht
C
Heel belangrijk
D
Of nu wel of niet

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'wederom'?
A
Waarom
B
Omdat
C
Alweer
D
Wanneer

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'intentie'?
A
Bedoeling
B
Slapen in een tent
C
Oorzaak
D
Gevolg

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Probeer een zin te maken met 'intentie'.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies