AA Kies 1 thema 2 les 2 Tradities en geloof

Burgerschap
Thema: Samenleving
Les 2: Tradities en geloof
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Burgerschap
Thema: Samenleving
Les 2: Tradities en geloof

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een traditie?
A
een norm
B
een waarde
C
een gewoonte
D
een gewoonte die al lang bestaat

Slide 2 - Quizvraag

Deze les leer je:
- Welke feestdagen er zijn in Nederland.
- Wat een traditie is.
- Wat met geloof wordt bedoeld.
- Dat bij elk geloof normen en tradities horen. 

Slide 3 - Tekstslide

Welke Nederlandse tradities ken je?

Slide 4 - Woordweb

Welke feestdag vind jij het leukst?

Slide 5 - Woordweb

Feestdagen in Nederland.
Je krijgt een A4 met daarop de feestdagen in Nederland. 

Slide 6 - Tekstslide


Oefenen!
Vul de naam in van het feest of de speciale dag.

Slide 7 - Tekstslide

1. Kinderen krijgen snoep in hun schoen.
timer
0:30

Slide 8 - Open vraag

SINTERKLAAS
5 december
In Nederland wordt al meer dan 700 jaar Sinterklaas gevierd!

Slide 9 - Tekstslide







https://www.nrc.nl/nieuws/2019/11/30/sinterklaas-tijdens-de-eerste-wereldoorlog-a3982208

Slide 10 - Tekstslide

2. Mensen zetten een boom in huis.
timer
0:30

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

3. Mensen kopen vuurwerk en steken dit af.
timer
0:30

Slide 13 - Open vraag

OUD EN NIEUW

Slide 14 - Tekstslide

Oud en Nieuw

Slide 15 - Tekstslide

4. Mensen doen gekke kleding aan.
timer
0:30

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Carnaval is een katholiek feest en de meeste katholieken wonen in het zuiden(blauw).

Slide 19 - Tekstslide

5. Alles is oranje op straat.
timer
0:30

Slide 20 - Open vraag

Koningsdag

Slide 21 - Tekstslide

7. Mensen eten veel eieren.
timer
0:30

Slide 22 - Open vraag

Pasen
- 40 dagen voor Pasen = vastentijd
- 3e dag na de kruisiging: Jezus staat op uit de dood
- geloven in eeuwig leven
- Eieren  = symbool voor nieuw en eeuwig leven.

Slide 23 - Tekstslide

En waarom dan al die eieren?
In de periode tussen Carnaval en Pasen vasten veel mensen. 
Daarbij gebruiken mensen een tijdje iets niet. 
Het kan gaan om eten en drinken, maar tegenwoordig ook om andere dingen, bijvoorbeeld je auto minder of niet gebruiken, de computer of iPhone uit laten staan. 

Vroeger aten mensen tijdens de vastentijd geen eieren. Met Pasen hadden de mensen heel veel eieren bewaard. De verse werden gegeten en de oude, overgebleven eieren werden niet meer opgegeten, maar versierd.

Slide 24 - Tekstslide

Tradities
Tradities zijn lokaal
  • Vlaggetjesdag

Slide 25 - Tekstslide

Theorie: Tradities

Slide 26 - Tekstslide

traditie
Elke cultuur heeft eigen tradities. Een traditie is een gewoonte die al lang bestaat. Tradities kunnen ervoor zorgen dat mensen zich met elkaar verbonden voelen. Het vieren van Sinterklaas is een voorbeeld van een traditie in de Nederlandse cultuur. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Welke traditie hoort bij jouw cultuur?

Slide 29 - Woordweb

Theorie: Geloof

Slide 30 - Tekstslide

Geloof
In sommige culturen speelt geloof een belangrijke rol. Een geloof is een manier van leven waarbij een god centraal staat. Denk bijvoorbeeld aan het christendom, het jodendom of de islam. 

  • Elk geloof heeft zijn eigen tradities. Katholieken vieren bijvoorbeeld carnaval.
  • Ook gelden in elk geloof bepaalde normen. In de Islam geldt de norm om geen varkensvlees te eten

Slide 31 - Tekstslide

Wat is een traditie van jouw geloof?

Slide 32 - Woordweb

Wat is een norm uit jouw geloof?

Slide 33 - Woordweb

Ik ben......
Moslim
Christen
Boeddhist
Hindoeïst
Jood
Niet gelovig
Ander geloof
Zeg ik liever niet

Slide 34 - Poll

Kijkvraag
Wat zouden mensen meer moeten doen?

(Wat is de opdracht van de religieuze leiders?)

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Vind jij het moeilijk om vrienden te zijn met mensen met een ander geloof?
JA
NEE

Slide 37 - Poll

Waarom wel? Waarom niet?

Slide 38 - Tekstslide

Groepsgesprek
Stelling: 
Je mag geen grappen maken over iemands geloof.

Denk in stilte na over jouw mening.
Ik vind.... omdat.....

Slide 39 - Tekstslide

Wat vind jij niet fijn aan het geloof?

Slide 40 - Open vraag

Wat vind jij wel fijn aan het geloof?

Slide 41 - Open vraag

QUIZ tijd!

Slide 42 - Tekstslide

Hoe noem je een gewoonte die al lang bestaat?
A
een geloof
B
een norm
C
een traditie
D
een waarde

Slide 43 - Quizvraag

Op 5 mei vieren veel Nederlanders Bevrijdingsdag.
Waar is dit een voorbeeld van?
A
een geloof
B
een traditie
C
een waarde
D
een norm

Slide 44 - Quizvraag

Wat is een geloof?
A
Een gewoonte die al lang bestaat.
B
Een manier van leven waarbij een god centraal staat.
C
Een voorbeeld van een cultuur.

Slide 45 - Quizvraag

Dani vindt dat je ouderen met ‘u’ moet aanspreken.
Welke waarde hoort bij deze norm?
A
Respect hebben.
B
Gezond leven.
C
Eerlijk zijn.
D
Een goede vriend zijn.

Slide 46 - Quizvraag

Waarvan geeft de vrouw een voorbeeld?
A
een cultuur
B
een norm
C
een waarde

Slide 47 - Quizvraag

Slide 48 - Tekstslide

Op welke foto zie je een traditie?
A
foto 1
B
foto 2

Slide 49 - Quizvraag

Wat heb je in deze les geleerd?

Slide 50 - Woordweb

Slide 51 - Video

De volgende les:
Multiculturele samenleving.

Huiswerk: 
Neem volgende week iets mee dat bij jouw cultuur hoort. 

Slide 52 - Tekstslide

Bedenk bij elk woord een voorbeeldzin

Cultuur = De manier waarop een groep mensen leeft.

Discriminatie = Mensen ongelijk behandelen, terwijl dat niet mag.

Geloof (of religie) = Een manier van leven waarbij een god belangrijk is.

Gewoonte = Iets dat je gewend bent om op een bepaalde manier te doen.

Multiculturele samenleving = Een samenleving waarin mensen uit verschillende culturen samenleven.



timer
10:00

Slide 53 - Tekstslide

Bedenk bij elk woord een voorbeeldzin

Norm = Een regel over wat je wel en niet moet doen.

Racisme = Iemand discrimineren vanwege zijn huidskleur of afkomst.

Samenleving = Alle mensen die samen in een land leven.

Tolerant = Accepteren dat iemand iets op een andere manier doet dan jij.

Traditie = Een gewoonte die al lang bestaat.

Vooroordeel = Een mening over mensen die je niet kent.

Waarde = Een idee over wat jij belangrijk vindt. 



Slide 54 - Tekstslide