01. H5.1 inkomsten en uitgaven (28-1-25)

H5 Rondkomen
5.1: Inkomsten en uitgaven
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H5 Rondkomen
5.1: Inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Tekstslide

Volgorde hoofdstuk 5
B
KGT
§ 1
§ 1
§ 2
§ 2
§ 3
§ 3
§ 4
§ 4
§ 5
§ 5
-
§ 6
6-2
12-2
13-2
26-2
27-2
4-3
Maandag 11 maart
Toets hoofdstuk 5

Slide 2 - Tekstslide


B

Leren + maken 
Hoofdstuk 5.1




KT

Leren + maken
Hoofdstuk 5.1

(incl rekentrainer (2x))

Huiswerk 12 februari

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag

BKGT: Hoofdstuk 5 paragraaf 1
Vragen beantwoorden
Huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

Doel 5.1:
  • BKT: Ik kan benoemen welke inkomsten en uitgaven een huishouden heeft.
  • B: Ik kan verschillende soorten uitgaves benoemen en keuzes maken.

Slide 5 - Tekstslide

Doel 5.1:
  • BKT: Ik kan benoemen welke inkomsten en uitgaven een huishouden heeft.
  • B: Ik kan verschillende soorten uitgaves benoemen en keuzes maken.

Slide 6 - Tekstslide

Soorten inkomen
  • Inkomen in natura
  • Inkomen uit arbeid
  • Inkomen uit bezit
  • Overdrachtsinkomen

Slide 7 - Tekstslide

Prioriteiten stellen

Slide 8 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Persoonlijke
Huishoudelijke 

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijke uitgaven
Kleinere uitgaven 
bestemd voor één persoon
in een huishouden.

Slide 10 - Tekstslide

Huishoudelijke uitgaven
Uitgaven voor de 
normale boodschappen 
voor het huishouden.

Slide 11 - Tekstslide

Gebruiks- en verbruiksgoederen
  • Gebruiksgoederen gaan langere tijd mee en kun je meerdere keren gebruiken (tandenborstel)
     
  • Verbruiksgoederen gaan
    door gebruik op (tandpasta)

Slide 12 - Tekstslide

Gebruiksgoederen

vaak gebruiken

Verbruiksgoederen

één of enkele keren gebruiken

Slide 13 - Tekstslide

Duurzame gebruiksgoederen
Duurzame gebruiksgoederen = producten die een lange tijd mee gaan. (langer dan een jaar) 

Slide 14 - Tekstslide

Je prioriteiten zijn hetzelfde als je ......
A
evenveel geld hebt
B
dezelfde interesses hebt
C
even oud bent
D
prioriteiten zijn altijd anders

Slide 15 - Quizvraag

Een ander woord voor keuzes maken noemen we?
A
Schaarste
B
Prioriteiten stellen
C
Bezuinigen
D
Investeren

Slide 16 - Quizvraag

Waar staan alleen voorbeelden van verbruiksgoederen?
A
Olie, benzine, scooter
B
Water, computer, brood
C
Schaar, potlood, pen
D
Snicker, water, benzine

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van verbruiksgoederen
A
koek
B
chips
C
tandpasta
D
auto

Slide 18 - Quizvraag

Verbruiksgoederen gebruik je maar één keer
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn gebruiksgoederen?
A
een appel
B
benzine
C
een pen
D
computer

Slide 20 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van gebruiksgoederen
A
auto
B
snoep
C
wasmachine
D
scooter

Slide 21 - Quizvraag

Hierna staan enkele aankopen van Sem.
Geef aan welke aankopen van hem verbruiksgoederen zijn. Kies uit de volgende mogelijkheden:
A
boormachine en boortjes
B
spijkers en schroeven
C
zaag en schroevendraaier
D
hamer en nijptang

Slide 22 - Quizvraag

Rekenvaardigheden
Gemiddelde uitrekenen
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 23 - Tekstslide

Gemiddelde uitrekenen

Slide 24 - Tekstslide


Antwoord lesdoel(en)

Slide 25 - Open vraag


B

Leren + maken 
Hoofdstuk 5.1




KT

Leren + maken
Hoofdstuk 5.1


Huiswerk 10 februari

Slide 26 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Juist of onjuist:
Consumenten moeten prioriteiten stellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Als je de behoefte wilt vervullen dan noem je dat:
A
consumeren
B
basisbehoeften
C
prioriteiten stellen
D
relativeren

Slide 30 - Quizvraag

Welke uitgave zie je op de afbeelding?
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Persoonlijke uitgaves

Slide 31 - Quizvraag

Ik vind het moeilijk om prioriteiten te stellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Je prioriteiten zijn hetzelfde als je ......
A
prioriteiten zijn altijd anders
B
dezelfde interesses hebt
C
even oud bent
D
evenveel geld hebt

Slide 34 - Quizvraag

Een ander woord voor keuzes maken noemen we?
A
Schaarste
B
Prioriteiten stellen
C
Bezuinigen
D
Investeren

Slide 35 - Quizvraag

Nieuwe hockey stick omdat je oude is gebroken tijdens een wedstrijd
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 36 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van verbruiksgoederen
A
koek
B
auto
C
tandpasta
D
chips

Slide 37 - Quizvraag