Speaking essentials - beroepsspecifiek + modals

Speaking essentials
Vocabulary
Prepositions
Grammar
Politeness
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Speaking essentials
Vocabulary
Prepositions
Grammar
Politeness

Slide 1 - Tekstslide

1. Vocabulary
School
Work

Slide 2 - Tekstslide

Retail words

Slide 3 - Woordweb

Retail activities

Slide 4 - Woordweb

Ik volg de opleiding...
A
I am following the education management.
B
I am doing management studies.
C
I am studying to be a manager.
D
I am studying management.

Slide 5 - Quizvraag

Stage lopen
A
I am following an internship.
B
I am following a traineeship.
C
I am doing an internship.
D
I am doing a traineeship.

Slide 6 - Quizvraag

Solliciteren
A
To solicit
B
To job hunt
C
To apply for
D
To request

Slide 7 - Quizvraag

Organiseren
A
plan
B
arrange
C
organise
D
organisere

Slide 8 - Quizvraag

Sterke punten
A
strong points
B
strengths
C
strong suits
D
strongness

Slide 9 - Quizvraag

Vertrouwen op
A
To rely on
B
To trust
C
To assume
D
To depend on

Slide 10 - Quizvraag

Require
A
Nodig zijn
B
Vereiste

Slide 11 - Quizvraag

To refrain
A
Stoppen
B
Zingen

Slide 12 - Quizvraag

to incorporate
A
Bijvoegen
B
Inlijven

Slide 13 - Quizvraag

Representative
A
Aanwezige
B
Vertegenwoordiger

Slide 14 - Quizvraag

To gain
(bij jullie beroep)
A
Aankomen
B
Verkrijgen

Slide 15 - Quizvraag

To distinguish
A
Omlaag gaan
B
Onderscheiden

Slide 16 - Quizvraag

2. Prepositions
Voorzetsels
When to use what?

Slide 17 - Tekstslide

I am going ... the harbour
A
at
B
in
C
on
D
to

Slide 18 - Quizvraag

I want to open a club... the beach
A
at
B
in
C
on
D
to

Slide 19 - Quizvraag

I am staying ... the hotel.
A
at
B
in
C
on
D
to

Slide 20 - Quizvraag

The products will travel ... plane.
A
at
B
by
C
on
D
in

Slide 21 - Quizvraag

We are going to meet... the restaurant later today.
A
in
B
on
C
at
D
by

Slide 22 - Quizvraag

Will the products be travelling ... train?
A
with the
B
by
C
through
D
in

Slide 23 - Quizvraag

Will you pay ... cash or ... card?
A
in/with
B
in/by
C
with/with
D
with/by

Slide 24 - Quizvraag

The products will arrive ... Rotterdam.
A
by
B
at
C
in
D
on

Slide 25 - Quizvraag

3. Grammar
Basic knowledge

Slide 26 - Tekstslide

I ... at this school for 2 years.
A
am
B
am being
C
was
D
have been

Slide 27 - Quizvraag

Welke van deze werkwoorden staat in de tegenwoordige tijd? (present simple)
A
We work in retail.
B
We are working in retail right now.
C
We worked in retail last year.
D
We have worked in retail for 2 years.

Slide 28 - Quizvraag

Welke van deze werkwoorden staat in de verleden tijd? (past simple)
A
I am working in retail.
B
I was working in retail.
C
I worked in retail last year.
D
I have worked in retail for 2 years.

Slide 29 - Quizvraag

Maak een vraagzin.
You would like to buy new shoes.

Slide 30 - Open vraag

Maak een vraagzin.
You bought new shoes.

Slide 31 - Open vraag

Maak een ontkenning.
You would like to buy new shoes.

Slide 32 - Open vraag

Maak een ontkenning.
I like shoes.

Slide 33 - Open vraag

4. Beleefdheid
Modals - hulpwerkwoorden voor beleefdheid

Slide 34 - Tekstslide

Welke zin is beleefder?
1. I want to collaborate with you.
2. I would like to collaborate with you.
A
1
B
2
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 35 - Quizvraag

Wat betekent can?
I can help you.
A
Kunnen
B
Zou kunnen

Slide 36 - Quizvraag

Wat betekent able to?
I am able to help you.
A
Kunnen
B
Zou kunnen

Slide 37 - Quizvraag

Wat betekent could?
I could help you.
A
Kunnen
B
Zou kunnen

Slide 38 - Quizvraag

Wat betekent will?
I will help you.
A
Zullen
B
Zal kunnen

Slide 39 - Quizvraag

Wat betekent should?
I should help you.
A
Moeten
B
Zou moeten

Slide 40 - Quizvraag

Wat betekent have to? ;)
I have to help you.
A
Moeten
B
Zou moeten

Slide 41 - Quizvraag

The End
Start practising your conversational skills in pairs!

Slide 42 - Tekstslide