Exam preparation 23/24

Examen Engels 23/24
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Examen Engels 23/24

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent ´although´?

Slide 2 - Open vraag

How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?

Slide 3 - Quizvraag

Welke soort vraag krijg je NIET tijdens Engels leesvaardigheid?
A
Multiple choice in het Engels
B
Open vraag in het Nederlands
C
Multiple choice in het Nederlands
D
Open vraag in het Engels

Slide 4 - Quizvraag

Waarom is het handig om bij een lange tekst eerst de vragen te lezen?

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent: I have been?
A
Ik was
B
Ik heb een been
C
Ik ben geweest
D
Ik ben gegaan

Slide 6 - Quizvraag

Wat geven de volgende woorden aan: but, however, instead of, though, yet, although
A
Een contrast
B
Een opsomming
C
Een vergelijking
D
Een conclusie

Slide 7 - Quizvraag

Wat geven de volgende woorden aan: and, also, (at) first, second(ly), third, then, as well as, not only ... but also, another …, plus, last (of all)
A
Een voorbeeld
B
Een opsomming
C
Een reden
D
Een conclusie

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent: according to paragraph 2
A
Naast paragraaf 2
B
Volgens paragraaf 2
C
In paragraaf 2

Slide 9 - Quizvraag

How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?

Slide 10 - Quizvraag

What can be concluded in paragraph 3 and 4?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
C
Is dat de conclusie van de tekst?
D
Wat is de conclusie?

Slide 11 - Quizvraag

What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?

Slide 12 - Quizvraag

What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?

Slide 13 - Quizvraag

I lived there.
A
Ik woonde daar
B
Ik woon daar

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent ' She went '?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Video

Wat is je bijgebleven van dit filmpje?

Slide 17 - Open vraag