Vragen met een werkwoord maken
Wanneer je een zin vragend maakt, staat het werkwoord op de eerste plaats in de zin:
-Je hebt gisteren pizza gegeten. - Heb je gisteren pizza gegeten?-Marieke gaat morgen naar de bioscoop. - Gaat Marieke morgen naar de bioscoop?
-Ik vind chocolade lekker. - Vind ik chocolade lekker?