Kennismaken

How do you say "good afternoon" in Dutch?
A
Hallo
B
Goedemiddag
C
Goedemorgen
D
Goedenavond
1 / 28
volgende
Slide 1: Quizvraag
NT2HBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

How do you say "good afternoon" in Dutch?
A
Hallo
B
Goedemiddag
C
Goedemorgen
D
Goedenavond

Slide 1 - Quizvraag

What is "getting to know each other" in Dutch?
A
Lesgeven
B
Wonen
C
Kennismaken
D
Heten

Slide 2 - Quizvraag

How do you say "teacher/lecturer" in Dutch?

Slide 3 - Open vraag

How do you say: "Where are you from?" in Dutch?
A
Waar ben jij?
B
Van waar kom jij?
C
Waar kom jij vandaan?
D
Waar kom jij naartoe?

Slide 4 - Quizvraag

Write the number in full:
Acht plus vijf is.......

Slide 5 - Open vraag

Write the number in full:
Vier keer twintig is......

Slide 6 - Open vraag

Match the English Wh-questions to the Dutch.
WIE
WANNEER
WELKE
HOE

Slide 7 - Sleepvraag

How do you say: "See you in a short while"?
A
Tot straks
B
Tot later
C
Tot zo
D
Tot morgen

Slide 8 - Quizvraag

tt
De inbreker (bekennen) zijn misdaad.
A
bekend
B
bekendt
C
bekent

Slide 9 - Quizvraag

Ik (vinden) de les erg leuk
A
vind
B
vindt

Slide 10 - Quizvraag

Hij (winnen) de wedstrijd
A
Wind
B
Wint

Slide 11 - Quizvraag

Het (gebeuren) niet vaak dat ik de les niet leuk vind.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 12 - Quizvraag

Zoek het goede woord.

betekenis: Die naam hebben

A
hebben
B
heten
C
dansen
D
kijken

Slide 13 - Quizvraag

U _____ het woord.
A
spel
B
spelt
C
spellen

Slide 14 - Quizvraag

De leerlingen ______ een woord.
A
spel
B
spelt
C
spellen

Slide 15 - Quizvraag

Hij ______ welkom!
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 16 - Quizvraag

Jullie ______ hallo.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 17 - Quizvraag




Jij ... niet uit Nederland.
A
komen
B
komt
C
kom
D
koom

Slide 18 - Quizvraag

Wij _______ op school.
A
ben
B
is
C
bent
D
zijn

Slide 19 - Quizvraag

Miro _____ een leuke jongen.
A
ben
B
is
C
bent
D
zijn

Slide 20 - Quizvraag

Ik ______ elke dag op school.
A
ben
B
is
C
bent
D
zijn

Slide 21 - Quizvraag

Hoor je "e" of "ee"?
A
e
B
ee

Slide 22 - Quizvraag

Wat hoor je?
A
bil
B
bal
C
bol
D
bel

Slide 23 - Quizvraag

Wat hoor je?
A
mis
B
mos
C
mus
D
mes

Slide 24 - Quizvraag

Wat hoor je?
A
keuken
B
kuiken
C
koken
D
kueken

Slide 25 - Quizvraag

Wat hoor je?
A
trien
B
trijn
C
trein
D
train

Slide 26 - Quizvraag

Wat hoor je?
A
bloomkool
B
bloemkoel
C
bloemkool
D
blumkool

Slide 27 - Quizvraag

Wat hoor je?
A
man
B
maan
C
maand
D
maam

Slide 28 - Quizvraag