Gezonde dieren - 1.4 t/m 1.6

Vandaag
  • Vragen maken en laten controleren
  • Praktijkopdrachten maken en laten controleren
Vandaag
  • Beginnen met Boek "Gezonde dieren"
  • 1.4 Hoeveelheid voer
  • 1.5 Voer kopen en bewaren
  • 1.6 Voer- en watersystemen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Vragen maken en laten controleren
  • Praktijkopdrachten maken en laten controleren
Vandaag
  • Beginnen met Boek "Gezonde dieren"
  • 1.4 Hoeveelheid voer
  • 1.5 Voer kopen en bewaren
  • 1.6 Voer- en watersystemen

Slide 1 - Tekstslide

1 Voedingsbehoefte en voersamenstelling
1.1 Vleeseters, alleseters en planteneters

Les1 
1 Voeding 
1.4 Hoeveelheid voer

Les 4
Gezonde dieren

Slide 2 - Tekstslide

VOER EN WATER
Wat je een dier voert en hoeveel je het voert, hangt af van
  • soort en de grootte van het dier. 
  • hoe actief het dier is: een actief dier eet meer dan een dier die niets doet
  • Dieren die drachtig zijn of zogen hebben ook meer voer nodig.
  • Het soort voer en de hoeveelheid voer die je elke dag geeft noem je het rantsoen. 
  • Het rantsoen mag niet te klein zijn, maar ook niet te groot.
  • Voor eigenlijk alle dieren geldt dat ze altijd moeten kunnen beschikken over vers drinkwater. 

Slide 3 - Tekstslide

DE JUISTE HOEVEELHEID VOER
  • Als een dier te veel voer krijgt, wordt hij te dik. 
  • Als een dier te weinig, dan wordt hij mager (eerder ziek)
  • Bij productiedieren wordt er precies berekend hoeveel voer het dier nodig heeft, zodat het in een zo goed mogelijke conditie blijft. 
  • Maar ook om te zorgen dat het voer niet te veel kost. 
  • Om te weten hoeveel voer een dier nodig heeft, wordt er een rantsoen berekend. 

Slide 4 - Tekstslide

RANTSOEN
Het rantsoen is opgebouwd uit 
  • onderhoudsvoer - voer dat het dier nodig heeft (onderhoud)
  • Er een soort toeslag bij als het dier iets produceert, in de groei is, het heel koud is of als hij meer dan gemiddeld beweegt.
Een rantsoen wordt vooral berekend 
  • aan de hand vd hoeveelheid energie / hoeveelheid eiwit die het dier nodig heeft. 
  • er ook nog worden gekeken naar de hoeveelheid mineralen en vitaminen die het dier nodig heeft. 
  • In diervoer wordt de hoeveelheid eiwit en energie vaak aangegeven in de hoeveelheid per kilo droge stof (DS) en niet in de hoeveelheid per kilo product (PR).

Slide 5 - Tekstslide

DROGE STOF
Droge stof is een gedroogd voedermiddel. 
  • Alle water is eruit verdampt. 
  • Een kilogram hooi bevat bijvoorbeeld veel droge stof. Het meeste vocht is eruit verdampt. Als je een kilogram wortelen fijnmaalt en alle water eruit laat verdampen (in een schaaltje in de zon of in de magnetron), dan blijft er ongeveer honderd gram over. De hoeveelheid droge stof in een kilogram wortelen is dus 100 gram. Dat is een tiende deel. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

VOEDERNORMEN
Voor verschillende dieren worden in voedernormenboekjes vaste afkortingen gebruikt.
Afkortingen voor melkvee (melkkoe, melkgeit en melkschaap):
Energie: VEM = Voeder Eenheid Melk. 
Dit betekent de hoeveelheid energie die in het dagelijkse voer moet zitten voor het dagelijks onderhoud van het lichaam.
Eiwit: DVE = gram Darm Verteerbaar Eiwit. Deze afkorting staat voor de hoeveelheid eiwit in grammen die in het dagelijkse voedsel aanwezig moet zijn voor het dagelijks onderhoud en de opbouw van het lichaam.

Slide 8 - Tekstslide

VOEDERNORMEN
Voor verschillende dieren worden in voedernormenboekjes vaste afkortingen gebruikt.
Afkortingen voor paarden:
Energie: VEP = gram Voeder Eenheid Paard. Dit betekent de hoeveelheid energie die in het dagelijkse voedsel van een paard moet zitten voor het onderhoud van het lichaam.
Eiwit: VREP = gram Verteerbaar Ruw Eiwit Paard. Dit betekent de hoeveelheid eiwit in grammen die in het voedsel moet zitten voor het dagelijkse onderhoud en opbouw van het lichaam.


Slide 9 - Tekstslide

VOEDERNORMEN
Voor verschillende dieren worden in voedernormenboekjes vaste afkortingen gebruikt.
Afkorting voor varkens:
• Energie: EW = Energiewaarde
Afkorting voor kippen:
• Energie: OE = Omzetbare Energie


Slide 10 - Tekstslide

1 Voedingsbehoefte en voersamenstelling
1.1 Vleeseters, alleseters en planteneters

Les1 
1 Voeding 
1.5 Voer kopen en bewaren

Les 5
Gezonde dieren

Slide 11 - Tekstslide

VOER OP VOORRAAD
  • hangt vooral af van de hoeveelheid dieren die gevoerd moeten worden. 
  • hoe snel het voer kan bederven of wanneer de voedingswaarde minder wordt. Vaak geldt dat hoe droger het voer is, hoe langer je het kunt bewaren. 
  • Hiervoor moet je weten wat het droge stof gehalte is. 
  • Vaak kun je voer wel langer bewaren, maar gaat er een deel van de voedingswaarde verloren.
  • voorraad bepalen door de hoeveelheid ruimte die je hebt om voer op te slaan. ook afhankelijk van verkrijgbaarheid van het voer 
  • Er kan wel prijsverschil zijn. Zo is het kopen van hooi in de winter bijna altijd een stuk duurder dan in het najaar.

Slide 12 - Tekstslide

VOER BEWAREN
  • Om voer goed te kunnen bewaren, houd rekning met de volgende zaken:
schimmel en ander soort bederf
  • voer moet droog en van de grond af worden bewaard. 
  • leg evt  het voer onder een goed waterdicht zeil waar nog wel wat lucht onder kan komen, maar geen regen. 
  • Bij hooi voldoende droog is wanneer het wordt opgeslagen. Anders kan er broei in komen en kan het gaan branden.
ongedierte
  •  Ongedierte (ratten/muizen) eten vh voer, maar kunnen ook ziektes meenemen en zo de dieren die het voer later eten ziek maken.
weersinvloeden
  •  Zorg er ten slotte voor dat het voer niet te koud, maar ook zeker niet te warm ligt. Dus niet in de volle zon.

Slide 13 - Tekstslide

DE KOSTEN VAN VOER 
  • Voer waar veel eiwit in zit, is duurder dan voer met minder eiwit. 
  • voor jonge dieren vaak duurder dan voor een volwassen dier. 
  • goedkoper om een grotere hoeveelheid in één keer te kopen.
  • vaak zitten er in duurder voer beter bruikbare voedingsstoffen, waardoor het dier er in verhouding minder van nodig heeft. 
  • In goedkoper voer zitten meer stoffen waar het dier niets aan heeft. 
  • Dat noemen we vulstoffen. 
  • Wanneer een dier goedkoper voer eet, zal hij daardoor meer mest produceren die ook weer moet worden opgeruimd en afgevoerd.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

1 Voedingsbehoefte en voersamenstelling
1.1 Vleeseters, alleseters en planteneters

Les1 
1 Voeding 
1.6 Voer- en watersystemen
Les 6
Gezonde dieren

Slide 16 - Tekstslide

HANDBEDIENDE EN AUTOMATISCHE SYSTEMEN
  • Een voer- & watervoorziening moet goed werken en schoon zijn. Een voorziening mag niet lekken. Lekkende voorzieningen verhogen de kosten en zijn niet goed voor het milieu.
  • handbediende systemen
  -  doe je het voer of water zelf in een bak, voorraadbak of fles
  • automatische systemen
  -  bij bedrijven die veel dieren houden
  -  voer wordt ook automatisch naar de voerbakken gebracht
  -  zijn ze gevoelig voor storingen door de vele bewegende delen
  -  dagelijks controleren en schoonmaken. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

GROTE PRODUCTIEDIEREN 
  • Grote productiedieren hebben niet dezelfde hoeveelheid krachtvoer nodig. 
  • Je voert ze daarom individueel. Dit noem je automatische, individuele voedering.
  • Koeien en varkens krijgen hierbij een halsband met een zender om. 
  • Paarden krijgen een chip in hun hals. Elke zender of chip heeft een unieke code. Als het dier de voerbox in wil, ontvangt de zender- of chipontvanger een signaal (de code). De computer leest dan af of het dier nog voer nodig heeft. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

AUTOMATISCHE SYSTEMEN VOOR HUISDIEREN 
  • Ook voor huisdieren bestaan er automatische voer- en watersystemen. Deze kun je bijvoorbeeld gebruiken als je een paar dagen weg gaat, of als je twee dieren hebt van dezelfde soort die niet hetzelfde voer krijgen. De ene heeft bijvoorbeeld speciaal voer vanwege een ziekte. Je kunt ook de voertijd en hoeveelheid voer instellen. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

ARBOWET 
  • Het voeren of water verstrekken mag volgens de Arbowet (arbeidsomstandighedenwet) geen belasting zijn voor de verzorgers. In de wet staat bijvoorbeeld dat verpakkingen niet zwaarder mogen zijn dan 25 kg. Ook het schoonmaken van de voer- en watersystemen moet volgens de Arbowet eenvoudig zijn. Veel systemen zijn daarom gemaakt van gegalvaniseerd materiaal. Dat materiaal is makkelijk schoon te maken. Daarnaast zie je ook steeds meer stevige kunststof voer- en waterbakken. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

GEBRUIK KRUIWAGEN
  • Wanneer je een kruiwagen gebruikt om spullen te vervoeren, is het belangrijk dat je dat op de juiste manier doet. Als je dit goed doet, voorkom je dat je last van je rug, knieën of andere gewrichten krijgt. Zorg bij het beladen van een kruiwagen ervoor dat het lichtste deel aan de kant van de handvaten ligt. Op die manier is de kruiwagen minder zwaar om op te tillen. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten
  • Vragen maken en laten controleren
  • Praktijkopdrachten maken en laten controleren

Slide 27 - Tekstslide