Na deze les kan je de gemiddelde voorraad berekenen.
Je leert de waarde van de voorraad te bepalen aan de hand van drie verschillende methodes:
- VVP-methode - Fifo-methode - Lifo-methode
Slide 5 - Tekstslide
Kennis toetsen vorige les
Economische voorraad berekenen
Dervingspercentage berekenen
Slide 6 - Tekstslide
De waarde van de voorraad in een winkel is € 37.600 / Een deel van de voorraad is voor € 12.495 verkocht / De inkoopwaarde van deze voorraad is € 9.500 / Bij de fabrikant heeft de winkel een bestelling geplaatst voor een bedrag van € 16.800 / Bereken de economische voorraad.
Let op: de voorverkopen moet je altijd tegen inkoopwaarde nemen!
De berekening wordt dan: € 37.600 + € 16.800 - € 9.500 = € 44.900
Slide 8 - Tekstslide
De administratieve voorraad in een winkel is € 156.231,25 / de werkelijke voorraad is € 148.963,25 / Wat is het dervingspercentage? Rond af op twee decimalen.
Slide 9 - Open vraag
Uitleg vraag
Derving uitrekenen: De derving is € 156.231,25 -/- € 148.963,25 = € 7.268
Formule dervingspercentage Derving / administratieve voorraad x 100%
Antwoord: het dervingspercentage is € 7.268 / € 156.231,25 x 100 = 4,65%
Dit betekent dat je 4,65 % van wat je aan waarde denkt te hebben (volgens de administratieve voorraad) niet hebt.
Slide 10 - Tekstslide
Par. 3.4
Gemiddelde voorraad
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Begin- en eindvoorraad
Gemiddelde voorraad voor een periode berekenen: - wat was de voorraad aan het begin van de periode = beginvoorraad - wat was de voorraad aan het einde van de periode = eindvoorraad
Een integrale inventarisatie kan helpen bij het vaststellen van de voorraad op een bepaald moment.
Slide 13 - Tekstslide
Twee meetmomenten
Je kunt de gemiddelde voorraad berekenen aan de hand van twee meetmomenten in een periode (meestal een maand, kwartaal of een jaar)
Je meet dan met de begin- en eindvoorraad in die periode.
Je krijgt dan de volgende formule.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Meerdere meetmomenten
De meeste ondernemers bepalen hun voorraad vaker per jaar.
Dit noem je tussenvoorraden.
Als je nu de gemiddelde voorraad wilt berekenen dan gebruik je alle voorraadaantallen die beschikbaar zijn.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Oefenvraag: bereken de gemiddelde voorraad
1/1 € 50.000
1/4 € 60.000
1/7 € 80.000
1/12 € 30.000
Slide 19 - Tekstslide
Uitwerking oefenvraag
1/1 € 50.000 x 0,5 = € 25.000
1/4 € 60.000 x 1 = € 60.000 1/7 € 80.000 x 1 = € 80.000
1/12 € 30.000 x 0,5 = € 15.000
___________ +
€ 180.000 : 3 = € 60.000
Slide 20 - Tekstslide
Op 1 januari is de waarde van de voorraad € 15.800. Op 31 december is de waarde van de voorraad € 14.200. Wat is de waarde van de gemiddelde voorraad?
Slide 21 - Open vraag
Uitwerking vraag
€ 15.800 + € 14.200 = € 30.000 : 2 = € 15.000
Slide 22 - Tekstslide
Oefenvraag
Bereken de gemiddelde voorraad met de volgende voorraadaantallen van de fietstas 'Carrier':
1 januari : 34 stuks
1 april : 32 stuks
1 juli : 40 stuks
1 oktober : 28 stuks
31 december : 22 stuks
Slide 23 - Tekstslide
Uitwerking oefenvraag
1 januari : 34 stuks x 0,5 = 17
1 april : 32 stuks x 1 = 32
1 juli : 40 stuks x 1 = 40
1 oktober : 28 stuks x 1 = 28
31 december : 22 stuks x 0,5 = 11 ______ + 128 : 4 = 32 (gemiddelde voorraad is 32 stuks)
Slide 24 - Tekstslide
De waarde van de voorraad bij een winkel is op 1 januari € 230.000 / op 1 juli € 225.000 / op 31 december € 245.000 / Vraag: bereken de gemiddelde voorraad van dat jaar.