In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Going to:
Plannen & voorspellen
Slide 1 - Tekstslide
Aan het einde van de les kan je:
toekomende tijd maken met 'to be going to'.
uitleggen wanneer je de toekomende tijd vorm gebruikt.
vragen & ontkenningen maken met 'to be going to'
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden ook alweer?
Slide 3 - Open vraag
Wanneer gebruik je 'to be going to'?
als je een plan hebt voor de toekomst;
er een duidelijke aanwijzing is dat iets gaat gebeuren.
Slide 4 - Tekstslide
De vorm (bevestigend).
I am going to talk to my friends. We are going to eat spinach.
You are going to walk the dog. You are going to listen to me.
He is going to eat. They are going to practice.
She is going to dance.
It is going to rain.
Slide 5 - Tekstslide
De vorm (ontkennend)
I'm not going to talk. We are not going to eat spinach.
You are not going to walk. You aren't going to listen to me.
He isn't going to eat. They are not going to practice.
She is not going to dance.
It's not going to rain.
Slide 6 - Tekstslide
De vorm (vragend)
Am I going to talk to my friends? Are we going to eat spinach?
Are you going to walk the dog? You are going to listen to me?
Is he going to eat? Are they going to practice?
Is she going to dance?
Is it going to rain?
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Jacob ... work out at the gym.
A
am going to
B
is going to
C
are going to
D
will
Slide 9 - Quizvraag
The doctor ... give us the results.
A
am going to
B
are going to
C
will
D
is going to
Slide 10 - Quizvraag
... they going to help her?
A
Is
B
Will
C
Am
D
Are
Slide 11 - Quizvraag
Lisa and I ... play outside today.
A
am not going to
B
is not going to
C
are not going to
D
will not
Slide 12 - Quizvraag
Maak de zin bevestigend. My cat .... eat all the food.
Slide 13 - Open vraag
Maak de zin ontkennend. I ... help you.
Slide 14 - Open vraag
Wat heb je geleerd?
Je kan de toekomende tijd 'to be going to' vorm gebruiken in een besvestigende, ontkennende en vragende zin
Je weet wanneer je deze tijd moet gebruiken.
Slide 15 - Tekstslide
Is er iets wat je nog niet snapt? Schrijf het op!
Slide 16 - Open vraag
Exercise
Normaal zou je een kaartje schrijven vanuit je vakantie bestemming. Nu ga je een kaartje schrijven met je plannen die je hebt in het weekend of de vakantie. Gebruik 'am/ is / are going to'