Ontdek in duo's de regels voor het vormen van het meervoud van de zelfstandige naamwoorden in het Spaans.
Slide 5 - Tekstslide
El plural
¡Cuaderno de apuntes!
eindigend op klinker (a,e,i,o,u) + s eindigend op medeklinker + es Accent op laatste lettergreep valt weg in het meervoud: estación - estaciones, holandés - holandeses
Practica en el reader!
Slide 6 - Tekstslide
Los números
zie studiewijzer
Slide 7 - Tekstslide
El verbo querer = willen
yo
quiero
tú
quieres
él/ella/usted
quiere
nosotros/nosotras
queremos
vosotros/vosotras
queréis
ellos/ellas/ustedes
quieren
Slide 8 - Tekstslide
Reader, página 54
Ejercicio 1 --> ¿Qué quiere hacer Carolina?
Página 55 --> escribe lo que tú quieres hacer este fin de semana (dit weekend). Apunta 5 frases.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
02:05
Continuamos
Apunta en tu cuaderno (=noteer in je schrift) de nationaliteit van de turistas in Barcelona y en español wat ze willen doen (--> ¿Qué quieren hacer en Barcelona?
Slide 11 - Tekstslide
03:44
Continuamos
Apunta en tu cuaderno:
¿Qué quiere hacer Sergi en Barcelona?
¿Qué NO quiere hacer Sergi en Barcelona?
Slide 12 - Tekstslide
Reader, página 54
Ejercicio 1 --> ¿Qué quiere hacer Carolina?
Página 55 --> escribe lo que tú quieres hacer este fin de semana (dit weekend). Apunta 5 frases.
Slide 13 - Tekstslide
03:44
¿De dónde son? ¿Y qué quieren hacer en Barcelona?
Slide 14 - Tekstslide
02:05
Dus:
quiero
quieres
quiere + heel werkwoord
queremos
queréis
quieren
Slide 15 - Tekstslide
02:05
QUERER + infinitivo (=heel werkwoord)
Zeggen dat je iets wilt gaan doen
¿Quieres ir al cine esta tarde?
Sí, quiero ir al cine
of
Quiero ir a la playa en Barcelona
Slide 16 - Tekstslide
02:05
Hoe kun je zeggen dat je iets wilt doen?
A
vorm van QUERER + heel werkwoord
B
Querer vervoegen en dan een vorm van SER
C
vorm van QUERER en vorm van TENER
Slide 17 - Quizvraag
02:05
Op welke 3 manieren kan een heel werkwoord eindigen in het Spaans?
A
-AR/-ER/-IR
B
-RA/-RE/-RI
C
-O/-A/-N
D
-EN/-AN/-IS
Slide 18 - Quizvraag
02:05
La conjugación (=vervoeging) correcta del verbo (=werkwoord) QUERER
A
queiro/queire/queires/queiremos/queireis/ queiren
B
quiero/quieres/quiere/ queremos/queréis/ quieren
C
soy/eres/es/somos/sois/son
Slide 19 - Quizvraag
02:05
¿Dónde vive Sergi?
A
Vive en Madrid
B
Vive en Abcoude
C
Vive en Valencia
D
Vive en Barcelona
Slide 20 - Quizvraag
02:05
¿Cómo se llama el señor del video?
A
José
B
Carlos
C
Sergi
D
Jeroen
Slide 21 - Quizvraag
Las aficiones
¿Qué significa ‘afición? Y ¿qué significa ‘tiempo libre’?
Hoe zou je in het Spaans naar iemands hobby’s kunnen vragen?
La afición = de hobby
El tiempo libre = de vrije tijd
¿Cuáles son tus aficiones? --> Wat zijn jouw hobby's?
En mi tiempo libre me gusta + heel werkwoord --> In mijn vrije tijd hou ik van....
Slide 22 - Tekstslide
Tiempo libre ¿Qué actividades conoces (=ken je?) en español?
Slide 23 - Woordweb
¿Cuáles son tus aficiones?
Reader página cincuenta (50)
Haz un top 5 de tus aficiones
Slide 24 - Tekstslide
¿Cuáles son tus aficiones?
Slide 25 - Open vraag
¿Qué quieres hacer este fin de semana? Antwoord in het Spaans!
Slide 26 - Open vraag
Citas rápidas
Stel nu uit je hoofd verschillende vragen aan een klasgenoot en schrijf zijn/haar antwoorden op in het Spaans.
Slide 27 - Tekstslide
Presentar unas personas
Introduceer een klasgenoot aan de hand van je gemaakte aantekeningen.