eenvoudige basisgrammatica les 4

• NT2
• ISK

eenvoudige basisgrammatica

letter

woord

zin

D

Het kind leest een boek.

de juf

het kind

R

De aap eet een appel.

Het alfabet

Het alfabet (26 letters)

a - b - c - d - e - f - g - h - i - j - k - l - m - n - o - p - q - r - s - t - u - v - w - x - y - z

Welke letter moet hier staan:
g - ... - i?

1. h
2. j
3. k
4. l

Welke letter moet hier staan:
... - r - s?

1. t
2. p
3. u
4. q

Wat is de 5e letter van het alfabet?

1. E
2. F
3. G
4. H

Wat is de 12e letter van het alfabet?

1. M
2. L
3. N
4. K

Woorden op alfabetische volgorde zetten

tafel - stoel - pen - appel

appel - pen - stoel - tafel

a-b-c-d-e-f-g-h-i-j-k-l-m-n-o-p-q-r-s-t-u-v-w

pen

zomer

banaan

fles

a-b-c-d-e-f-g-h-i-j-k-l-m-n-o-p-q-r-s-t-u-v-w

wesp

vlieg

mug

insecten

Is de rij goed?
Aap - Chocolade - Druif

1. Goed
2. Niet goed

Is de rij goed?
Negen - Elf - Tien

1. Goed
2. Niet goed

Hij

Zij

werkwoord

Karim

Karin

Achmed

Anja

Jenny

Tim

zitten

staan

wie - doet - wat/waar/hoe

wie -doet - wat

De man eet een appel.

wie -doet - waar

De man is thuis. 

wie -doet - hoe

De man loopt met een jas. 

Maak een goede zin.  wie /doet / wat, waar, hoe

loop

Ik

naar school.

Maak een goede zin.  wie /doet / wat, waar, hoe

gaat

Mijn zus

met de fiets.

Maak een goede zin.  wie /doet / wat, waar, hoe

een flesje cola.

Karim

drinkt

Maak een goede zin.  wie /doet / wat, waar, hoe

Mijn ouders

gaan

met de bus.

wordwall.net

wordwall.net

de leerling

de cursist

de leraar

de docent

Padden
stoelen

Beuken
nootjes

De eikels

De dennen

appel