In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2.1 - Pinpas of Portemonnee?
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen ?
Cijfer werkstuk
Wat waren ook weer de regels in de klas.
Korte uitleg 2.1 pinpas of portemonnee.
Aan de slag.
Quiz vragen
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Regels
Het is stil tijdens mijn instructie.
Wanneer er zelfstandig wordt gewerkt zijn we stil of op fluitertoon in overleg met je buurman als dit wordt afgesproken.
Je bent met economie bezig in het lokaal.
Na de tweede waarschuwing ga je naar de dag coördinatie en haal je gele kaart en kom je 5 minuten voor het einde weer terug.
Slide 3 - Tekstslide
Hoofdstuk 2.1 - Pinpas of Portemonnee?
Leerdoelen:
Je weet in welke twee vormen geld voorkomt.
Je kunt een nieuw saldo berekenen.
Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte ruil.
Je weet op welke manieren je met geld kunt betalen
Slide 4 - Tekstslide
0
Slide 5 - Video
2 Soorten Geld
Chartaal geld
Contant geld
munten en biljetten
Het is tastbaar, je kunt het vastpakken
Giraal geld saldo
Geld op je bankrekening
Je kunt het niet vastpakken
Slide 6 - Tekstslide
Saldo = bedrag op je bankrekening staat
Slide 7 - Tekstslide
Nieuw saldo berekenen
Oud saldo €20
+ Ontvangsten ( bijgeschreven ) €10
- Uitgaven ( afgeschreven ) €3
------------ ---------
Nieuw saldo €27
Slide 8 - Tekstslide
Je oude saldo was € 250,- Je hebt nieuwe sportschoenen gekocht voor € 125,- en een trainingspak voor € 200,-. Van je ouders kreeg je € 100,- kleedgeld. Wat is je nieuwe saldo? (
timer
2:00
Slide 9 - Tekstslide
Nieuw saldo berekenen
Oud saldo €250
+ Ontvangsten ( bijgeschreven ) €100
- Uitgaven ( afgeschreven ) €325
------------ ---------
Nieuw saldo €25
Slide 10 - Tekstslide
Directe en Indirecte Ruil
Indirecte ruil
Geld wat jij betaalt voor goederen en diensten
Geld is je ruilmiddel
Directe ruil
Goederen en diensten ruilen tegen iets anders dan geld
Slide 11 - Tekstslide
Elektronisch betalen
Het geld gaat via jouw rekening naar de rekening van iemand anders.
- Via de bankpas
- Contactloos (Via je bankpas, telefoon of zelfs een Smart watch)
- iDeal
- Creditcard
(Snel en veilig)
Slide 12 - Tekstslide
Hoofdstuk 2.1 - Pinpas of Portemonnee?
Leerdoelen:
Je weet in welke twee vormen geld voorkomt.
Je kunt een nieuw saldo berekenen.
Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte ruil.
Je weet op welke manieren je met geld kunt betalen
Slide 13 - Tekstslide
....
...
Hoofdstuk 2.1 - Pinpas of Portemonnee?
Slide 14 - Tekstslide
Een ander woord voor contant geld is?
A
euro
B
chantage geld
C
giraal geld
D
chartaal geld
Slide 15 - Quizvraag
Wat is elektronisch betalen ?
A
Betalen via de computer
B
Betalen via de smartphone
C
Betalen met een bankbiljet
D
Betalen met je pinpas
Slide 16 - Quizvraag
Als ik bij de Mediamarkt een nieuwe tv cash betaal, dan heet dit geld?
A
Giraal Geld
B
Indirect Geld
C
Direct Geld
D
Chartaal Geld.
Slide 17 - Quizvraag
Sofian rekent bij de kassa af met zijn mobiel. Hier is sprake van...
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 18 - Quizvraag
Joost wast de auto van Stijn. Stijn maakt daarom een vensterbank voor Joost.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 19 - Quizvraag
Giraal geld is:
A
muntjes en bankbiljetten
B
PIN pas
C
Tikkie via telefoon
D
Internet bankieren
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een saldo
A
een sprong op de trampoline
B
Het tekort op jouw bankrekening
C
Het bedrag op jouw bankrekening
D
De rente die je krijgt van jouw bank
Slide 21 - Quizvraag
Elektronisch betalen doe je met:
A
een geldautomaat
B
contant geld
C
een PIN pas
D
een betaalautomaat
Slide 22 - Quizvraag
Je pint geld bij de pinautomaat
A
Je saldo daalt
B
Je saldo stijgt
Slide 23 - Quizvraag
Je zet geld op je bankrekening
A
Je saldo daalt
B
Je saldo stijgt
Slide 24 - Quizvraag
Je krijgt jouw zakgeld op je bankrekening gestort
A
Je saldo daalt
B
Je saldo stijgt
Slide 25 - Quizvraag
Einde
Hoofdstuk 2.1 - Pinpas of Portemonnee?
Slide 26 - Tekstslide
Wat gaan we doen ?
Huiswerk controle en boek bij je. ( opgaven 2 t/m 12).
Vragen ?
Gemaakt ? Nakijken opgaven 2 t/m 12. ( opgaven 4 alleen de eerste twee regels) rood: iedereen is stil.
Klaar ? Oranje: Fluister toon werken
Beginnen met 2.2. Groen: Fluistertoon werken + Opgaven 15, 16, 18,21, 24 en 25 vragen stellen
.
timer
10:00
Slide 27 - Tekstslide
Wat gaan we doen ? ( 2A)
Boek controle ?
Aan de slag met vragen
Afsluiten
Slide 28 - Tekstslide
Aan de slag
Maak :
opdracht 2 ,3, 4 ( alleen de eerste twee) 5, 6 en 7