1b Unit 3 -week 3- les 2

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1,2

Good morning 1b!

Planning

- Huiswerk 

- Grammatica uitleg

- Quiz

- Vragen

- Nieuwe Huiswerk

Homework

Unit 3, Lesson 2

Finish:

O ex. 11 and 12

YESTERDAY

THURSDAY

Grammar 3.1 & 3.2

Grammar 3.4

DE PLANNER & HET HUISWERK ZULLEN OOK IN MAGISTER KOMEN TE STAAN.

TODAY

Grammar 3.3

Herhaling & vragen 

Aanwijzende
voornaamwoorden

One/ Ones

GOALS:

Aan het eind van deze les kun je:

• benoemen wanneer je welk Engels aanwijzend voornaamwoord gebruikt
• de Engelse aanwijzende voornaamwoorden gebruiken in een Engelse zin;

Wat zijn aanwijzende voornaamwoorden?

Aanwijzende voornaamwoorden

Dit boek = THIS book

Dat boek = THAT book

Deze boeken = THESE books

Die boeken = THOSE books

That/this/these/those

When to use the demonstrative pronouns

To decide which demonstrative pronoun you should use, think of these two things:

1. Is the thing nearby or further away?

2. Is the thing singular or plural?

HERE = DICHTBIJ

één ding                                             this phone, this party

this bag, this table

meer dingen                                    these shoes, these dogs

these chairs, these girls

this phone

these shoes

THERE -  VER(DER) WEG

één ding: that car
                     that window

meer dingen: those trees                                         those birds

this/these als je iets dichtbij aanwijst

that/those als je iets ver(der) weg aanwijst

this phone 

these shoes

that car

those birds

here

over there

Which sentence is TRUE?

1. THIS gebruik je bij iets van enkelvoud, verweg.
2. THAT gebruik je bij iets van meervoud, verweg.
3. THESE gebruik je bij iets van meervoud, dichtbij.
4. THOSE gebruik je bij iets van enkelvoud, dichtbij.

	Nearby	further away
Singular
Plural

This

That

These

Those

..... cats over here are very cute.

1. This
2. These
3. That
4. Those

...... dogs over there are really dangerous.

1. This
2. That
3. These
4. Those

....... pen here is black

1. That
2. This
3. These
4. Those

1. this
2. that
3. these
4. those

1. this
2. that
3. these
4. those

1. this
2. that
3. these
4. those

Explain when to use each of the words with an example: This, That, These, Those

Ik snap nu (weer) hoe ik Engelse aanwijzende voornaamwoorden moet gebruiken.

1. Ja, vet makkelijk!
2. Ja, met aantekeningen moet het lukken!
3. Nee, ik twijfel nog vaak.
4. Nee, ik snap er geen snars van..

START WORKING ON WEEK 3

Week 7