b1 havo future proche

Futur proche
Maar.... aller is ook het hulpwerkwoord van de futur proche:
aller + infinitif = futur proche
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Futur proche
Maar.... aller is ook het hulpwerkwoord van de futur proche:
aller + infinitif = futur proche

Slide 1 - Tekstslide

le futur proche

Slide 2 - Tekstslide

le futur proche 

Slide 3 - Tekstslide

Futur proche
J' (ik)
vais (ga)
parler (praten)
Tu (jij)
vas (gaat)
parler (praten)
Il/elle/on (hij/zij/wij)
va (gaat/gaan)
parler (praten)
nous (wij)
allons (gaan)
parler (praten)
Vous (jullie/u)
allez (gaan/gaat)
parler (praten)
Ils/elles (zij)
vont (gaan)
parler (praten)
Toekomende tijd: futur proche

Slide 4 - Tekstslide

futur proche

het fijne aan de futur proche is
dat er geen verschil is tussen onregelmatige of regelmatige werkwoorden.
-> er is dus 1 manier om de futur proche te vervoegen

Slide 5 - Tekstslide

futur proche

Kortom, je moet het werkwoord aller  goed uit je hoofd kennen. Dit zijn de vormen.
  • Ik ga                                               je vais
  • jij gaat                                          tu vas
  • hij gaat                                         il va                                                 
  • zij gaat                                         elle va
  • wij gaan/ men gaat                on va
  • wij gaan                                       nous allons
  • jullie gaan/u gaat                     vous allez
  • zij gaan                                         Ils vont
  • zij gaan                                         elles vont. (meerdere vrouwelijke personen)


Slide 6 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord 'aller'
ik ga

Slide 7 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord 'aller'
mijn ouders gaan
(mes parents)

Slide 8 - Open vraag

Vervoeg:
hij gaat

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg:
jullie gaan

Slide 10 - Open vraag

Vervoeg:
u gaat

Slide 11 - Open vraag

Vervoeg:
zij gaan (meervoud dus)

Slide 12 - Open vraag

Vervoeg:
zij gaan dansen (meerdere vrouwen)

Slide 13 - Open vraag

Vervoeg:
Pierre gaat praten

Slide 14 - Open vraag

Vervoeg: aller
zij gaat eten

Slide 15 - Open vraag

Vervoeg: aller
wij (nous) gaan eten

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg: aller
Louise gaat dansen

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg: aller
jouw moeder gaat dansen

Slide 18 - Open vraag

Vervoeg: aller
Louise en Marie gaan eten

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg:
zij gaan (meerdere vrouwen) dansen

Slide 20 - Open vraag

Vervoeg:
Pierre gaat dansen

Slide 21 - Open vraag

Vervoeg: aller
Susanne gaat dansen

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg: aller
wij gaan eten

Slide 23 - Open vraag

Vervoeg: aller
Louise gaat dansen

Slide 24 - Open vraag

Vervoeg: aller
jouw moeder gaat eten

Slide 25 - Open vraag

Vervoeg: aller
Louise en Marie gaan dansen

Slide 26 - Open vraag