• Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
• Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
• Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
• Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden.
• Je kunt uitleggen wat er gebeurt als een parallelschakeling zich vertakt.
Voor vwo ook:
+ Je kunt beschrijven waaruit een gemengde schakeling bestaat.