Objectief en subjectief taalgebruik

1 / 43
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Wat is het beroep van Carmen?
A
secretaresse
B
boekhoudster
C
poetsvrouw
D
voorzitter

Slide 2 - Quizvraag

Welke titel geeft ze zichzelf?
Waarom?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Maak oefening 3 p. 202.
Upload een foto.

Slide 5 - Open vraag

Subjectieve taal
> wordt gebruikt om gevoelens te uiten, een ander te overtuigen of aan te sporen, iets te verdoezelen ...

Slide 6 - Tekstslide

De talentvolle voetballer heeft zich kapotgereden tegen een boom.
A
kwetsend
B
verzachtend

Slide 7 - Quizvraag

Dat grote bedrijf moet dringend afslanken.
A
kwetsend
B
verzachtend

Slide 8 - Quizvraag

De jongen vond haar een echte draak.
A
kwetsend
B
verzachtend

Slide 9 - Quizvraag

De dierenarts heeft de poes laten inslapen.
A
kwetsend
B
verzachtend

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb echt het schijt aan jou!
A
kwetsend
B
verzachtend

Slide 11 - Quizvraag

De supermarkt moest spijtig genoeg enkele prijscorrecties doorvoeren.
A
kwetsend
B
verzachtend

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Die pillendraaier heeft mij de verkeerde medicijnen verkocht.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 14 - Quizvraag

Hij is zo blind als een mol, hij zag die auto niet aankomen.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 15 - Quizvraag

Marjolein kan niet deelnemen aan de zwemles, want ze heeft haar vrouwelijke ongemakjes.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 16 - Quizvraag

Iedereen was volop aan het genieten van het rechtstreeks verslag van de veldrit, toen Rubio stilletjes zei dat hij even naar het kleinste kamertje moest.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 17 - Quizvraag

Ellens nieuwe T-shirt past perfect bij haar Venetiaans blonde lokken.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 18 - Quizvraag

Gisteren was die peuter de hele dag aan het janken.
> neutraal

Slide 19 - Open vraag

Gisteren was die peuter de hele dag aan het janken.
> eufemistisch

Slide 20 - Open vraag

Die spaghetti die we gisteren bij de Italiaan aten, was niet helemaal mijn smaak. > neutraal

Slide 21 - Open vraag

Die spaghetti die we gisteren bij de Italiaan aten, was niet helemaal mijn smaak. > dysfemistisch

Slide 22 - Open vraag

Toen Leonie haar toets van wiskunde terugkreeg, zag ze dat ze een onvoldoende had. > eufemistisch

Slide 23 - Open vraag

Toen Leonie haar toets van wiskunde terugkreeg, zag ze dat ze een onvoldoende had. > dysfemistisch

Slide 24 - Open vraag

Ik begrijp het verschil tussen eufemisme en dysfemisme.

Slide 25 - Poll


A
De zender minimaliseert.
B
De zender overdrijft.

Slide 26 - Quizvraag


A
De zender minimaliseert.
B
De zender overdrijft.

Slide 27 - Quizvraag


A
De zender minimaliseert.
B
De zender overdrijft.

Slide 28 - Quizvraag


A
De zender minimaliseert.
B
De zender overdrijft.

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Bedankt voor de roddelpraatjes die je over mij hebt verteld!

Slide 31 - Open vraag

Ruth en Lars gingen gisteren samen op uitstap, maar ze zeiden geen woord tegen elkaar. Wat een fijn stel zijn ze toch.

Slide 32 - Open vraag

Toen we twee uur na het afgesproken uur aan de bus kwamen, zei de leraar: "Jullie zijn precies op tijd ..."

Slide 33 - Open vraag

Toen ik met een kaalgeschoren hoofd thuiskwam, stamelde mijn moeder: "Goh, wat ben jij knap."

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

Litotes
is een stijlfiguur waarbij je, in plaats van iets direct te zeggen, het tegenovergestelde ontkent.

Slide 36 - Tekstslide


A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
dysfemisme

Slide 37 - Quizvraag


A
ironie
B
understatement
C
eufemisme
D
dysfemisme

Slide 38 - Quizvraag


A
hyperbool
B
understatement
C
dysfemisme
D
litotes

Slide 39 - Quizvraag


A
eufemisme
B
understatement
C
ironie
D
litotes

Slide 40 - Quizvraag


A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
dysfemisme

Slide 41 - Quizvraag


A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
dysfemisme

Slide 42 - Quizvraag


A
eufemisme
B
dysfemisme
C
litotes
D
ironie

Slide 43 - Quizvraag