Comparisons / Trappen van vergelijking

English
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English

Slide 1 - Tekstslide


Planning
1. Recap Comparisons
2. Practise Comparisons
3. Ask questions if needed






Slide 2 - Tekstslide

Recap Comparisons

Slide 3 - Tekstslide

Comparisons 
In het Nederlands noemen we ze trappen van vergelijkingen.
Gebruik: Om mensen of dingen te beschrijven
Je vergelijkt ze met elkaar. 
Comparative: Vergrotende trap
  Superlative: Overtreffende trap. 
C
B
A
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.

Slide 4 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 1 lettergreep/syllable:
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est
old
older
oldest

Slide 5 - Tekstslide

Opletten bij:
Bij bijvoeglijke naamwoorden van één lettergreep die eindigen op a/e/i/o/u + een medeklinker wordt de laatste letter verdubbeld + -er en -est:
vb: big bigger biggest
 fat fatter fattest

Bijvoeglijke naamwoorden van één lettergreep die al eindigen op -e, krijgen -r en -st:
vb: large larger largest 
                simple simpler simplest 

Slide 6 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 3 lettergrepen of meer:
- Vergrotende trap: more 
- Overtreffende trap: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 7 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 2 lettergrepen - eindigend op -le/-er/-ow/-y kunnen  zowel  -er/est als more en most krijgen.
  • clever cleverer / cleverest / more clever / most clever
  • polite politer / politest / more polite/  most polite
  • simple simpler / simplest /more simple / most simple
  • happy happier / happiest /(more happy) (most happy)
  • common commoner / commonest /more common /most common
  • quiet quieter / quietest /more quiet/ most quiet
  • stupid stupider / stupidest /more stupid /most stupid



Slide 8 - Tekstslide

Onregelmatige woorden bij vergelijkingen:

bad (slecht)  worse worst
far (ver) further furthest / farther farthest
good (goed) better best
little (weinig) less least
many/much (veel) more most
old (oud) elder eldest/ older oldest

Slide 9 - Tekstslide

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 10 - Quizvraag

That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 11 - Quizvraag

Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - nicest
B
happy - happier - happiest
C
bad - badder - baddest
D
beautiful - more beautiful - most beautiful

Slide 12 - Quizvraag

It is _____ to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 13 - Quizvraag

Adele is famous. Lady Gaga is _____,
Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 14 - Quizvraag

Extra oefenen met 
de trappen van vergelijking?

Slide 15 - Tekstslide

This is ________________ exercise on the worksheet.
A
the difficultest
B
more difficult
C
the more difficult
D
the most difficult

Slide 16 - Quizvraag

Did you win the lottery? You must be the _________(lucky) person in the world!

Slide 17 - Open vraag

Emily is six years old. Her brother is nine, so he is...
A
as old
B
old
C
older
D
oldest

Slide 18 - Quizvraag

This magazine is cheap, but that one is...
A
cheaping
B
cheaper
C
cheap
D
cheapest

Slide 19 - Quizvraag

I feel bad, but my brother looks ....... than me.

Slide 20 - Open vraag