Engels (to be)
1 / 17
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
I
You
He / She/ It
We
You
They
am
are
is
are
are
are
Slide 2 - Sleepvraag
Wat betekent to be in het Nederlands?
A
zijn
B
hebben
Slide 3 - Quizvraag
Welke vorm van to be hoort bij
I
I
A
is
B
are
C
am
D
be
Slide 4 - Quizvraag
Welke vorm van to be hoort bij
HE/SHE/IT
HE/SHE/IT
A
are
B
am
C
be
D
is
Slide 5 - Quizvraag
Welke vorm van to be hoort bij
WE
WE
A
be
B
am
C
is
D
are
Slide 6 - Quizvraag
(to be)
We ..... at school.
We ..... at school.
A
am
B
are
C
is
Slide 7 - Quizvraag
Welke vorm van to be hoort bij
YOU
YOU
A
am
B
are
C
be
D
is
Slide 8 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
He am not
B
He are not
C
He is not
Slide 9 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
We am not
B
We are not
C
We is not
Slide 10 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
They ..... in the house.
They ..... in the house.
A
'm not
B
're not
C
's not
Slide 11 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
I ..... into singing.
I ..... into singing.
A
'm not
B
're not
C
's not
Slide 12 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
They am not
B
They are not
C
They is not
Slide 13 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
I am not
B
I are not
C
I is not
