herhaling ch3

herhaling ch3
van Zahra-Lou
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

herhaling ch3
van Zahra-Lou

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we oefenen?
1. f/n + 3 zinnen n/f
2 . ce/cet/cette/ces uitleg & opdrachten
3. Pouvoir & vouloir opdrachten en uitleg.
eind opdracht.

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekend:
Les chaussures (m mv)
A
de gympen
B
kopen
C
niets
D
de schoenen

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekend:
finir.
A
afmaken
B
eigen
C
vreselijk
D
gebruiken

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekend:
j'ai perdu
A
ik ook
B
de straat
C
ik heb verloren
D
voor (plaats)

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal naar het frans;
Welke maat heb je?
A
Tu fais quille taille?
B
Il coute combien?
C
Tu veux l'acheter?
D
Qu'est-ce qu'il aime?

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal naar het frans;
Hij houdt van sport en games.
A
Il porte souvent des baskets et une casquette.
B
Il aime le sport et les jeax vidéos
C
Comment tu trouves ce jean bleu.
D
je cherce un cadeau pour Lucas

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal naar het Frans;
On va ville, ce weekend?

Slide 8 - Open vraag

Aanwijzende voornaamwoord
Ce; deze vorm wordt gebruikt voor het mannelijk enkelvoud. bijvoorbeeld;
Ce garçon.
Cet; deze vorm wordt gebruikt voor een woord dat begint met een klinker of een stomme h. Bijvoorbeeld; 
Cet horloge
Cette: deze vorm wordt gebruikt voor vrouwelijk enkelvoud. bijvoorbeeld; Cette fille.
Ces: deze vorm wordt gebruikt met meervoud. Bijvoorbeeld;
Ces chaussures


Slide 9 - Tekstslide

nu even oefenen.

Slide 10 - Tekstslide

Ce
cet
cette
ces
maison
bureau
hasard
yeux

Slide 11 - Sleepvraag

wanneer gebruik je;
'Cet' ?

Slide 12 - Open vraag

Pouvoir en vouloir uitleg
Pouvoir (willen) en vouloir (kunnen/mogen).
Dit zijn allebei onregelmatige werkwoorden. Om deze woorden te vervoegen moet je een rijtje onthouden.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Vertaal naar het Frans;
'Ik wil'
A
je veut
B
je peux
C
je peut
D
je veux

Slide 15 - Quizvraag

Vertaal naar het Frans;
'Hij mag'
A
Tu veux
B
Tu veut
C
Tu peux
D
Tu peut

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal naar het Frans;
'zij willen'
A
Ils peuvent
B
Ils veulent
C
Ils veulex
D
Ils peuvex

Slide 17 - Quizvraag

vertaal naar het Frans;
'wij kunnen'
A
Nous voulons
B
Nous pouvez
C
Nous voulez
D
nous pouvons

Slide 18 - Quizvraag

1

Slide 19 - Video

00:00
Eindopdracht.
Wat was jou score?

Slide 20 - Open vraag