Starttaal Instap A instructies

Starttaal Instap A instructies
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Starttaal Instap A instructies

Slide 1 - Tekstslide

Taak A: Kom je ook?

Slide 2 - Tekstslide

Doel: Je kunt een uitnodiging schrijven. Je maakt gebruik van: wat, wanneer, waar en wie. 

Slide 3 - Tekstslide

Uitnodiging
Wat staat hierop?

Slide 4 - Woordweb

Hoe laat?
Wie?
Waar?
Waarom?
Waneer?
Ik geef een feest, omdat ik jarig ben geweest.
Het is op vrijdag 15 april 2024.
Het begint om 20 uur en eindigt om 23 uur.
Het is bij mij thuis in Hilversum op de hoofdstraat 45.
Groetjes, Britt

Slide 5 - Sleepvraag

Feest!
Op een uitnodiging schrijf je:

Belangrijke informatie: wie, waarom, wanneer, waar en hoe laat.

Extra informatie: bijvoorbeeld wat je gaat doen tijdens het feest.

Slide 6 - Tekstslide

Verwerking
Samen een fragment luisteren en opdracht 3 maken.

Daarna zelfstandig taak A maken. Opdracht 1 tot en met 5.

Klaar? Maak de extra opdracht op blz. 12.

Slide 7 - Tekstslide

Taak B: 
Wanneer ga ik dat doen?

Slide 8 - Tekstslide

Doelen
Lesdoel: 
Je weet wat een activiteit is. 
Je kunt een dagplanning invullen met jouw vaste activiteiten.

Leerdoel:
Ik lees de uitleg en de opdrachten goed, 
voordat ik een opdracht maak.

Slide 9 - Tekstslide

Welke activiteiten doe jij vandaag?

Slide 10 - Woordweb

Activiteit
Een activiteit is dus iets wat je doet.
Bijvoorbeeld: boodschappen doen of de hond uitlaten.

Vaste activiteiten zijn activiteiten die elke week terugkomen.
Bijvoorbeeld: Op woensdag bij oma eten.

Slide 11 - Tekstslide

Welke vaste activiteiten heb jij
in een week?

Slide 12 - Woordweb

Wat is een dagdeel?
A
Een deel van de dag. Bijv. ochtend, middag of avond
B
Enkele dagen van de week. Bijv. de maandag en woensdag.

Slide 13 - Quizvraag

Waarom is een dagplanning of een weekplanning handig?

Slide 14 - Open vraag

Verwerking
Samen opdracht 3 lezen en maken.

Daarna zelfstandig taak B  maken. Opdracht 1 t/m 5.

Klaar? Maak de extra opdracht op blz. 21 en 22

Slide 15 - Tekstslide

Taak C: Wat heb ik nodig?

Slide 16 - Tekstslide

Doel: je kunt een lijstje maken van dingen die je moet onthouden.

Slide 17 - Tekstslide

Verschillende soorten lijstjes:


  • Een paklijst
  • Een verlanglijst
  • Een takenlijst 

Slide 18 - Tekstslide

Een paklijst
Een verlanglijst
Een takenlijst
Spullen die je moet inpakken en meenemen.
Cadeaus die je graag wilt krijgen.
Taken en activiteiten die je nog moet doen.

Slide 19 - Sleepvraag

Wat betekent:
'doorstrepen'?

Slide 20 - Open vraag

Waarom is een lijstje maken handig? Gebruik het woord 'doorstrepen' in jouw antwoord.

Slide 21 - Open vraag