Geld op de bank waar je via je pinpas mee kunt betalen. Dus niet je geld op een spaarrekening.
Slide 7 - Tekstslide
Chartaal geld
Giraal geld
Slide 8 - Sleepvraag
Op mijn spaarrekening staat € 100. Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide
Slide 9 - Quizvraag
Wat gebeurt er als je geld opneemt?
Als je geld opneemt bij een geldautomaat dan daalt de hoeveelheid giraal geld en stijgt de hoeveelheid chartaal geld.
Slide 10 - Tekstslide
Yara pint €25 bij de geldautomaat. Hiermee betaalt zij de boodschappen. Welke bewering is juist?
A
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld stijgt.
B
De hoeveelheid chartaal geld blijft en giraal geld stijgt.
C
De hoeveelheid chartaal geld stijgt en giraal geld daalt.
D
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld blijft gelijk.
Slide 11 - Quizvraag
Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk
giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe
giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af
giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk
giraal: neemt af
Slide 12 - Quizvraag
Bankrekening
Creditsaldo:
Bij een positief saldo, heb je geld te goed, je staat in de "plus".
Debetsaldo:
Als je meer uitgeeft dan tot je op je rekening hebt staan, ontstaat er een tekort. Zo een negatief saldo noem je ook wel 'rood staan'.
Slide 13 - Tekstslide
Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven ------------
Nieuw saldo
Slide 14 - Tekstslide
Oud saldo €75. Oma maakt € 10 naar jou over. Je koopt broodjes (€ 5) en pennen (€ 3). Wat is het nieuwe saldo?
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Video
Geldfuncties
Geld heeft drie functies:
Ruilmiddel: je ruilt goederen of diensten voor geld.
Rekenmiddel: je geeft aan hoeveel iets waard is.
Spaarmiddel: geld opzijleggen en niet uitgeven.
Slide 17 - Tekstslide
Noem de drie geldfuncties.
Slide 18 - Open vraag
Het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) publiceert al jarenlang gegevens over zakgeld aan jongeren. Enrico vergelijkt zijn zakgeld met het gemiddelde zakgeld van zijn leeftijdsgenoten. Van welke functie van geld is er sprake bij Enrico?
A
rekenmiddel
B
ruilmiddel
C
spaarmiddel
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Video
Directe & Indirecte ruil
Directe ruil:
Je ruilt een product tegen een ander product (zonder geld te gebruiken)
Indirecte ruil:
Je ruilt goederen of diensten met beulp van een ruilmiddel (geld)
Slide 21 - Tekstslide
3.1 Hoe betaal je? (deel 1)
Directe ruil:
Je ruilt een product tegen een ander product (zonder geld te gebruiken)
Indirecte ruil:
Je ruilt goederen of diensten met behulp van een ruilmiddel (geld)
Slide 22 - Tekstslide
Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
directe ruil
B
indirecte ruil
Slide 23 - Quizvraag
Noem de drie geldfuncties.
Slide 24 - Open vraag
Chartaal geld
Giraal geld
Slide 25 - Sleepvraag
Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
directe ruil
B
indirecte ruil
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Video
Slide 28 - Video
Slide 29 - Video
Slide 30 - Video
Noem een ander voorbeeld dan genoemd in de video van primaire behoeften en secundaire behoeften.
Slide 31 - Open vraag
Wat vind jij belangrijk, waar geef jij het meeste geld aan uit? Geef ook aan of het een primaire of secundaire behoefte is.
Slide 32 - Open vraag
PRIMAIR
SECUNDAIR
Plaats de behoeften in de bijbehorende vakken.
Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Medicijnen
Vitaminepillen
Benzine
Smartphone
Televisie
Bed
Groente en fruit
Auto
Beroepsopleiding
Slide 33 - Sleepvraag
Kun jij een ander voorbeeld geven van zelfvoorziening?
Slide 34 - Open vraag
Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking in Nederland. Het nationaal inkomen is € 725,4 miljard, het aantal inwoners is € 17,08 miljoen.