Week 39

Les 1
1 / 77
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 77 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

This lesson: 


1. Write down homework!
2. What is it? 
3. Watching ex. 6, 7a(b), 9.
4. Song: Chuck Berry (school days)
5. Work to do!





Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework: Tuesday September 23
Do (maken): ex. 2, 3, 4, 5 (p. 92, 93)

Study (studeren/leren): 
Theme words "at school" - "fifth" (p. 130) 
+ stone 4 (p. 132)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework: Wednesday September 24
Do (maken): ex. 2, 3, 4, 5 (p. 92, 93)

Study (studeren/leren): 
Theme words "at school" - "fifth" (p. 130) 
+ stone 4 (p. 132)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What is it?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

It's a highlighter pen! That was difficult! 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson aim:
By the end of the lesson:

1. You will be able to understand a viewing and listening fragment in English.

2. You will be able to pronounce part of the theme words correctly.

3. You will be able to place English words in the correct context by listening to a song.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Watching

Workbook page 94/95
Watching ex. 6, 7, 8 

Prepare for watching
  • Answer the questions
  • Check answers

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 2

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

This lesson: 


1. Check homework!
2. Write down homework!
3. Funny picture!
4. Grammar 4: ordinals and cardinals. 
5. Practise!
6. Watch Newsround!
7. Work to do!





Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework: Thursday September 25
Do (maken): ex. 11, 12, 13, 15, 16 (p. 96-99)

Study (studeren/leren): 
Theme words "sixth" - "maths" (p. 130) 
+ stone 4 (p. 132)
+ grammar 4 (p. 108)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson aim:
By the end of the lesson:

1. You will be able to understand a viewing and listening fragment in English.

2. You will be able to pronounce part of the theme words correctly.

3. You understand the difference between ordinals and cardinals.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cardinal numbers

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cardinal numbers
Hoofdtelwoorden
Tells us how many there is /are of something.
Example: There are two books.

Cardinal is for counting

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When to use cardinal numbers 
Hoofdtelwoorden geven een aantal aan. Waar je bij hoofdtelwoorden goed op moet letten is het streepje dat gebruikt wordt bij de getallen 21 t/m 99, dus bijvoorbeeld twenty-one. 

Let er ook op dat je na one hundred, of one thousand geen streepje gebruikt, maar een spatie. Bijvoorbeeld one hundred seventy-four.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ordinal numbers
Rangtelwoorden
Tells us the position of something in a list.
Example: Washington was the first president of the USA

Ordinal is for order of things

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When to use ordinal numbers 
  1. Dates (the first of April)
  2. Sequence/order (I finished fourth.)
  3. Floors of a building (He works on the 6th floor.) 
  4. Celebrations: birthdays and anniversaries (It's her 17th birthday today.)
  5. Centuries (He lived in the 15th century.)
  6. Kings and Queens: Roman ordinals, but spoken in English (Richard IV = Richard the fourth)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Making ordinals up to 20: normally add -th after the cardinal number: eleventh, nineteenth (except 1, 2 and 3, 9, 12). Add -st, -nd ,-rd ,-th 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How do you write ordinal numbers?
De meeste rangtelwoorden in het Engels maak je door 'th' aan het getal toe te voegen. 

Example
Four -> Fourth
Seven -> Seventh
Ten -> Tenth

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

There are exceptions!
  • One-first
  • Two-second
  • Three-third
  • Five-fifth
  • Eight-eighth
  • Nine-ninth
  • Twelve-twelfth

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

And more exceptions
De getallen 20, 30, 40, 50 etc. >>> 
de 'y'  vervangen door 'ieth' :

Twenty - twentieth
Thirty - thirtieth


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Answers:
1. eightieth                                   12. forty-eighth
2. first                                            13. twenty-first
3. third
4. twenty-fourth
5. sixth
6.  one hundredth
7.  thirteenth
8. seventh
9. twenty-fifth
10. fourteenth
11. twelfth

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Well done!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 3

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

This lesson: 


1. Reading: The Quest.
2. Write down homework!
3. Check homework!
4. Grammar 4: making questions. 
5. Blooket!
6. Work to do!





Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson aim:
By the end of the lesson:

1. You will be able to make and write questions.

2. You will be able to pronounce part of the theme words correctly.


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework: Tuesday September 30
Do: ex. 30, 31, 32 (p.108-109)

Study: 
Theme words:  "music" - "useless"on page 130. 
+ stone 5 (p. 132)
+ grammar 4 (p. 108)


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework: Thursday September 25
Do (maken): ex. 11, 12, 13, 15, 16 (p. 96-99)

Study (studeren/leren): 
Theme words "sixth" - "maths" (p. 130) 
+ stone 4 (p. 132)
+ grammar 4 (p. 108)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Questions 
Andere werkwoorden
Een ander werkwoord? 

Voeg do of does toe aan het begin van de zin en gebruik het hele werkwoord.

He studies a lot.
Q: Does he study a lot?

She has an English test.
Q: Does she have an English test?

They have a date tonight.
Do they have a date tonight?
Am/Are/Is en can
om een vraag te maken met am, are, is of can, zet je am, are, is of can aan het begin van de zin.

You are the teacher
Q: Are you the teacher?

You can walk the dog.
Q: Can you walk the dog?

He is listening.
Q: Is he listening?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer do en wanneer does? 
Do gebruik je bij I, You,
We, You, They




Does gebruik je bij he, she, it 
Do/Does
Een ander werkwoord? 

Voeg do of does toe aan het begin van de zin en gebruik het hele werkwoord.


Does he study a lot?
Does Saskia have an English test tomorrow?
Do they have a date tonight?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Negations with to have (got) 
  • kijk goed of er has got of have got in de zin staat
Ontkenning maken: 'hasn't got' of 'haven't got'  te gebruiken

  • staat er has of have in de zin (zonder woordje got)?
Ontkenning maken: doesn't have of don't have
Je gebruikt woordje got dan niet!
 

Slide 34 - Tekstslide

hasn't, haven't - short for: has not (got), have not (got)
Vragen maken, have got
Als er in de zin 'have got' staat, hoef je alleen maar de 'have' naar voren te halen.

They have got a garden. 
Have they got a garden?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen maken, have got
De rest van de zin blijft verder hetzelfde.

She has got three little sisters.
Has she got three little sisters?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen maken, alleen have
Als er alleen have (zonder 'got') in de zin staat moet je iets toevoegen om een vraag te maken. 
Je voegt dan do toe aan het begin van de zin.
You have a beautiful house. 
Do you have a beautiful house?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen maken, alleen have
Dus: alleen have in de zin? 
Do toevoegen aan het begin. 

MAAR: have heeft twee vormen
I have.     She has.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I have
You have
We have
They have
She has
He has
It has

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen maken, alleen have
Wat moeten we doen als er alleen 'has' in de zin staat? 

She has a big bedroom. 
Does she have a big bedroom?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen maken, alleen have
Als er alleen has (zonder 'got') in de zin staat 
voeg je does toe als je een vraag maakt. 
EN je verandert has-> have.
Mary has a nice family.
Does Mary have a nice family?

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen maken, alleen have
herhaling
als je een vraag moet maken:
I have -> Do I have
She has -> Does she have

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontkenningen

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Negatives (ontkenningen)
Andere werkwoorden
Am/Are/Is en can
Je voegt not of n't toe NA am, are, is of can om een ontkenning te maken.




Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Negatives (ontkenningen)
Andere werkwoorden
Om een ontkenning te maken met een ander werkwoord, voeg je do not/don't of does not/ doesn't toe aan het BEGIN van de zin en gebruik je het hele ww.


Am/Are/Is en can

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Negatives (ontkenningen)
Andere werkwoorden
Om een ontkenning te maken met een ander werkwoord, voeg je do not/don't of does not/ doesn't toe aan het BEGIN van de zin en gebruik je het hele ww.

Am/Are/Is en can
Je voegt not of n't toe NA am, are, is of can om een ontkenning te maken.



Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Negatives (ontkenningen)
Andere werkwoorden
Om een ontkenning te maken met een ander werkwoord, voeg je do not/don't of does not/ doesn't toe aan het BEGIN van de zin en gebruik je het hele ww.


Am/Are/Is en can
Je voegt not of n't toe NA am, are, is of can om een ontkenning te maken.



Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let's practise!
Do ex. 30, 31, 32 +  (p. 108-110)

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's lesson

1. Write down homework.
2. Check: 13, 15, 30, 31, 32 (p. 96)
3. What is it?
4. Grammar: word order + practise
5. Work to do!





Today's Lesson

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework:
Tuesday September 24

Do: ex. 18, 19, 20 (p.100/102) 

Study: 
- vocab "A" (p.130)
- stone 6
- grammar 6


Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework:
Thursday September 26

Do: ex. 18, 19, 20 (p.100/102) 

Study: 
- vocab "A" (p.130/131)
- stone 6 (p. 132)
- grammar 6 (p. 133)


Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chapter 2: Time for School

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let's start a new chapter
First, let's see what you already know before we start it off!

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Words about school
(think subjects, stuff you use etc.)

Slide 54 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Schoolyard
Physical Education (PE)
School building 
English class

Slide 55 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

At the end of this chapter you can.....
* Talk about the time and timetables.
* Use words to describe school and school subjects.
* Talk about what you like and dislike.
* Make questions and negative sentences.
* Understand word order and ordinals.
* Understand people when they talk about school and other activities.

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order
Regels:

Wie?      doet       wat?       waar?                   wanneer?
                                                  plaats      voor       tijd

Hoe vaak?
Voor het werkwoord (of achter am/is/are)

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word Order

Wat is de regel?
A
doet-waar-wanneer-wat-wie
B
wanneer-doet-wie-wat-waar
C
wie-doet-wat-waar-wanneer
D
wanneer-wie-doet-wat-waar

Slide 59 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order

A
time - place
B
place - time

Slide 60 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word Order

What is the correct word order?
A
You there went last Monday.
B
You there last Monday went.
C
You went last Monday there.
D
You went there last Monday.

Slide 61 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word Order

What is the correct word order?
A
See you next Monday at the Google Meet.
B
See you at the Google Meet next Monday.

Slide 62 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word Order

What is the correct word order?
A
Danny went to school yesterday.
B
Went Danny to school yesterday.
C
To school went Danny yesterday.
D
Danny to school went yesterday.

Slide 63 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order:
a ring-bought-Julie- in town - .

Slide 64 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order
really/ that/ of/ ! / is/ you/ kind

Slide 65 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met / .

Slide 66 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

WORD ORDER:
write this sentence in the correct word order:
Saturday/ go/ the girls/ to the club/ every / .

Slide 67 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order:
read - we - the - in - morning - newspaper - the / .

Slide 68 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Les 2

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's lesson

1. Write down homework.
2. Check: 18, 19, 20 (p. 100/102)
3. Speaking: 
    SP 3 (p. 233) & SP 6 (p.234)
4. Grammar: numerals & cardinals
5. Work to do!




Today's Lesson

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework:
Friday September 27th.

Do: ex. 21 (p.103) 

Study: 
- vocab "C" (p.130)
- stone 4 (p. 132)
- grammar 4 (p. 108)


Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sp 3 (p. 233) & Sp 6 (p.234)

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

At the end of this lesson you know the difference between cardinal and ordinal numbers
and how to spell numbers.

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I know how to use cardinal & ordinal numbers
😒🙁😐🙂😃

Slide 74 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Les 3

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's lesson

1. Write down homework 
   + date test Chapter 2
2. Check: 21 (p. 103)
3. Blooket! (Word order)
4. Reading! (10 min)
5. Study for test Chapter 2.




Today's Lesson

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework:
Monday September 30th.

Do: ex. 26 (p. 106)
Study: 
- vocab "A & C" (p.130)
- stone 5
- grammar 5


Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies