09.10 - 10.10 uur Woordenschat thema bellen en mailen
12.40 - 13.30 uur Disk Bellen en Mailen
Zelfstandig werken bronnen en bouwstenen
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur
Lezen en schrijven
10.30 - 12.10 uur Handvaardigheid/Kunst
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Vrijdag 22 september 2022
08.30 - 09.10 uur Lezen in je boek
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.10 - 10.10 uur Woordenschat thema bellen en mailen
12.40 - 13.30 uur Disk Bellen en Mailen
Zelfstandig werken bronnen en bouwstenen
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur
Lezen en schrijven
10.30 - 12.10 uur Handvaardigheid/Kunst
Slide 1 - Tekstslide
Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema:
Bellen en Mailen
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 2 - Tekstslide
het email-adres
het adres waarop je digitale post ontvangt of waarvandaan je digitale post stuurt;
Werkwoord: e-mailen
In het email-adres staat altijd een @
Zin: Mijn emailadres is ost@scholenaanzee.nl.
Zin: Ik heb geen emailadres. Je kan mij geen e-mail sturen.
Slide 3 - Tekstslide
de maatregel
dat wat je doet om iets op te lossen of te veranderen;
een regel die je bedenkt, om ervoor te zorgen dat iets beter wordt.
Zin: De maatregel in de nieuwe school, is dat je in de pauze in de kantine bent.
Zin: Roken mag niet bij de school, dat is een maatregel.
Slide 4 - Tekstslide
noteren
opschrijven om te onthouden
hij noteerde, hij heeft genoteerd
Zin: Ik noteer op een briefje welke boodschappen ik moet halen.
Zin: De agent noteerde het adres van de man.
Slide 5 - Tekstslide
opbellen
via de telefoon contact zoeken
bellen, telefoneren
een deelbaar werkwoord: ik belde op
Zin: Wil je mij vandaag opbellen, ik ben vanmiddag thuis.
Zin: De docent belde mij vanmorgen op, om te zeggen dat we geen les hebben vandaag.
Slide 6 - Tekstslide
zelfstandig
niet van iemand of iets afhankelijk
een woord dat een persoon of een zaak een naam geeft en waar je ‘de’ of ‘het’ voor kunt zetten :‘vrouw’, ‘fiets’ en ‘droom’ zijn zelfstandige naamwoorden
Zin: Zij laten hun oudste dochter zelfstandig naar school fietsen.
Zin: Mijn dochters zijn heel zelfstandig, ze kunnen zelf de was doen.
Slide 7 - Tekstslide
Wat betekent : noteren
A
iets vergeten
B
iets niet opschrijven
C
iets opschrijven
D
morgen is het zondag
Slide 8 - Quizvraag
Geef een ander woord voor het woord : opbellen
A
appen
B
telefoneren
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een maatregel?
A
een regel om iets beter te maken
B
iets wat mag
C
een afspraak
D
een dag die heel leuk is
Slide 10 - Quizvraag
heb jij een email-adres?
Slide 11 - Woordweb
Wat betekent zelfstandig?
A
iets samen doen
B
iets zelf kunnen doen
C
iets niet kunnen doen
D
niets doen
Slide 12 - Quizvraag
Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!
Slide 13 - Tekstslide
Mijn broertjes gaan ...................... naar school.
Slide 14 - Open vraag
Wij hebben opa en oma .................. .
Slide 15 - Open vraag
Wil jij de woorden ................., dan kun je ze onthouden.
Slide 16 - Open vraag
Wat is jouw ........................ ? Dan kan ik je die brief sturen.
Slide 17 - Open vraag
Wat is de nieuwe ..................... op school?
Slide 18 - Open vraag
Zinnen maken
Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden:
het email-adres, de maatregel, noteren, opbellen en zelfstandig
Slide 19 - Tekstslide
Pauze
timer
20:00
Slide 20 - Tekstslide
Handvaardigheid
Elke week krijgen jullie op vrijdag les van mevrouw Chris en Mevrouw Miriam.
Slide 21 - Tekstslide
Pauze
timer
30:00
Slide 22 - Tekstslide
Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema bellen en mailen
Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!