Canada: een groot en leeg land

Hoofdstuk 1 Canada: Dichtbij en veraf
1.1 Een groot en leeg land
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 Canada: Dichtbij en veraf
1.1 Een groot en leeg land

Slide 1 - Tekstslide

Je weet waar in Canada de meeste en minste mensen wonen. 
Wat gaan we doen vandaag?
- Leerdoelen en introductie weekthema
- Uitleg kaarten 
- Lezen
- Aan de slag! 
- Afsluiting - Wie heeft er het allerbeste opgelet dit lesuur??! 

Slide 2 - Tekstslide

Je weet waar in Canada de meeste en minste mensen wonen. 
Leerdoelen
- Je weet waar in Canada de meeste en minste mensen wonen. 
- Je weet wat het verschil is tussen overzichts- en thematische kaarten. 
- Je weet hoe je een kaart moet aflezen door gebruik te maken van vier kaart onderdelen.
- Je weet de topografie van Canada.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Je ziet hier de titel van de kaart. De titel heeft een onderwerp en is dus een thematische kaart. Het onderwerp van deze kaart is de bevolkingsdichtheid van Canada. Deze kaart laat dus het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2) in Canada zien. 

Slide 6 - Tekstslide

Hier zie je de schaal van de kaart. Een schaal geeft aan hoeveel een gebied op een kaart is verkleind.

Schaal is alleen maar een verhouding.
Sommige mensen denken dat "schaal" iets te maken heeft met centimeters, maar dat is onjuist. Als iets op schaal getekend is, geeft de schaal de verhouding aan tussen de tekening en de werkelijkheid.

Bij een schaal van 1:100 is een centimeter op de kaart 100 cm in werkelijkheid.
Maar ook is bij een schaal van 1:100 een millimeter op de kaart 100 mm in werkelijkheid.
En bij diezelfde schaal is de lengte van een gebouw in werkelijkheid 100 keer zo groot.

Een fietskaart met een schaal van 1:50.000
Elke afstand op de kaart is in werkelijkheid 50.000 keer zo groot.
1 cm op de kaart = 50.000 cm = 500 m = 0,5 km
2 cm op de kaart = 1 km
 


In een kaart staat soms een noordpijl. Als er geen noordpijl staat, is de bovenkant van de kaart het noorden.


Dit is de titel van de kaart. Deze vind je vaak in de legenda van een kaart terug. 
Alle symbolen en kleuren hiernaast zijn de legenda van de kaart. Dat is de uitleg van de betekenis van de kleuren en de symbolen op een kaart. In deze legenda zie je bijvoorbeeld dat een rode kleur op de kaart betekend dat het gebied een hoogteligging heeft van 3000m of meer. Dit betekend dat dat gebied dus hoger ligt dan 3000meter!! 

Slide 7 - Tekstslide

ZS
- Lees paragraaf 1 op blz. 8 en blz 9
- Dit doe je alleen en in stilte
- Als je iets niet begrijpt steek je je vinger op
- Je blijft op je plek 


Als je eerder klaar bent, dan ga je zelf beginnen aan opgave 1 en 2 van je werkboek. Deze twee opdrachten vind je op blz. 5 van je werkboek. 

timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Boeken dicht!! 
Pak je laptop
Ga naar de website: www.lessonup.nl en log in met de pincode! :D 

Slide 9 - Tekstslide

Aardrijkskunde-domino! Leg de stenen op de goede plek zodat de juiste volgorde ontstaat.
1
2
3
4
5
6

Slide 10 - Sleepvraag

De paardensprong
Maak met de paardensprong een woord van acht letters. Sleep daarna de letters naar de vakjes zodat het woord zichtbaar wordt. Dit woord begint met de letter N!

Tip: Als dit niet op een kaart staat, dan vind je het noorden altijd bovenin.
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
N
O
P
R
L
O
D
IJ

Slide 11 - Sleepvraag

De paardensprong
Maak met de paardensprong een woord van acht letters. Sleep daarna de letters naar de vakjes zodat het woord zichtbaar wordt. Dit woord begint met de letter G!

Tip: aardrijkskunde gaat over....
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
E
N
D
E
I
B
E
G

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Link