begrippen beweging
1 / 32
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Afstand
A
Grootheid
B
Eenheid
Slide 3 - Quizvraag
Grootheid
Eenheid
Afstand
Snelheid
Afstand
Meter
Seconde
meter per seconde
Slide 4 - Sleepvraag
versneld
eenparig
vertraagd
afstand tussen 2 opvolgende foto's steeds groter.
afstand tussen 2 opvolgende foto's steeds kleiner.
afstand tussen 2 opvolgende foto's steeds even groot.
kromme lijn wordt steeds stijler.
stijle lijn wordt steeds krommer
lijn is recht
Slide 5 - Sleepvraag
Zet de eenheden uit het metriek stelsel op volgorde van groot naar klein
km
dam
cm
mm
m
hm
dm
Slide 6 - Sleepvraag
S
T
V
Snelheid
Afstand
Tijd
Slide 7 - Sleepvraag
Afstand
Tijd
Snelheid
Eenheid:
Symbool grootheid:
Symbool eenheid:
Symbool grootheid:
Eenheid:
Symbool eenheid:
Symbool grootheid:
Eenheid:
Symbool eenheid:
s
meter
m/s
meter per seconde
v
m
seconde
t
Slide 8 - Sleepvraag
snelheid
tijd
afstand
meter / kilometer
m of km
v
m/s, km/h
t
seconde, uur
Slide 9 - Sleepvraag
De formule is:
Snelheid = afstand : tijd
Snelheid
Tijd
Afstand
Slide 10 - Sleepvraag
=
_____________
Zet de woorden op de juiste plek in de formule
snelheid (v)
afstand (s)
tijd (t)
Slide 11 - Sleepvraag
Wat voor soort beweging zie
je in deze vt-diagram?
je in deze vt-diagram?
A
Constant
B
Versneld
C
Vertraagd
D
Stilstand
Slide 12 - Quizvraag
Wat voor soort beweging zie
je in deze vt-diagram?
je in deze vt-diagram?
A
Constant
B
Versneld
C
Vertraagd
D
Stilstand
Slide 13 - Quizvraag
Welke grootheid zet je bij de horizontale as van een Vt-diagram
A
De letter X van de X-as
B
De v voor de grootheid snelheid
C
De t voor de grootheid tijd
D
Het maakt niet uit het gaat om de afstand (s)
Slide 14 - Quizvraag
eenparige beweging
versnelde beweging
vertraagde beweging
Slide 15 - Sleepvraag
versnelde beweging
constante snelheid
Slide 16 - Sleepvraag
a) reactietijd = ...... s
b) reactieafstand = ...... m
c) stopafstand = ...... m
1,0
4,7
24
0,7
17
65
83
Slide 17 - Sleepvraag
goed uitgerust
A
Korte reactietijd
B
Lange reactietijd
Slide 18 - Quizvraag
alcohol gebruikt
A
Korte reactietijd
B
Lange reactietijd
Slide 19 - Quizvraag
koptelefoon met harde muziek op
A
Korte reactietijd
B
Lange reactietijd
Slide 20 - Quizvraag
stopafstand =
A
reactietijd +
remweg
B
reactieafstand + remweg
C
reactieafstand + reactietijd
D
iets anders
Slide 21 - Quizvraag
Wanneer rem je echt af?
A
na de reactietijd
B
tijdens de reactietijd
C
voor de reactietijd
D
altijd
Slide 22 - Quizvraag
Je snelheid wordt groter. Wat gebeurt dan met je reactietijd?
A
Je reactietijd wordt groter
B
je reactietijd wordt kleiner
C
je reactietijd blijft hetzelfde
Slide 23 - Quizvraag
Slaperig zijn heeft invloed op :
A
reactietijd
B
remweg
C
reactieafstand
D
stopafstand
Slide 24 - Quizvraag
Slaperig zijn heeft invloed op :
A
reactietijd
B
remweg
C
reactieafstand
D
stopafstand
Slide 25 - Quizvraag
Wat wordt er groter als je beginsnelheid groter is?
A
reactieafstand en remweg
B
Reactie tijd en remweg
C
remweg
D
reactieafstand
Slide 26 - Quizvraag
De remkracht is niet in altijd even groot.
Als de remkracht groter wordt,
wat gebeurt er dan met de remweg?
Als de remkracht groter wordt,
wat gebeurt er dan met de remweg?
A
De remweg wordt dan groter.
B
De remweg blijft hetzelfde.
C
De remweg wordt dan kleiner
D
De remweg wordt glader
Slide 27 - Quizvraag
Gegeven: stopafstand = reactieafstand + remweg
Op welke van deze drie afstanden heeft de toestand van het wegdek invloed?
Op welke van deze drie afstanden heeft de toestand van het wegdek invloed?
A
Remweg + stopafstand
B
Op alle afstanden
C
Remweg + reactieafstand
D
Reactieafstand + Stopafstand
Slide 28 - Quizvraag
Welk begrip hoort
bij deze afbeelding?
bij deze afbeelding?
A
Vertraging
B
Weerstand
C
Traagheid
D
Arbeid
Slide 29 - Quizvraag
Hoe groter de massa van een voorwerp, hoe groter zijn traagheid
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quizvraag
een vrachtauto heeft een grotere traagheid dan een personenauto
A
Waar
B
Niet waar
