1. In Nederland ga je niet bij iemand op bezoek zonder te waarschuwen
(=sans prévenir). 2. Vandaag gaat u met ons mee, toch? (= n'est-ce pas?)
3. Maar de strenge regels irriteren me.
(Met nadruk: het zijn de strenge regels, die ...)
4. Je begrijpt het pas, als je het hebt gezien.
(Pas, als ... --> une fois que)