A0 - A1 - Zinnen maken

1 / 20
volgende
Slide 1: Link
NT2Middelbare schoolPraktijkonderwijsISKvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Link

Wat is de volgorde van een zin?
Ik ga morgen naar school.
De jongen eet elke dag een appel.
Het meisje leest een boek.
De klas gaat naar gym.

Slide 2 - Tekstslide

Wie + werkwoord + tijd - plaats
1. Wie?   Ik/jij/de/de jongen/de klas/jullie/wij..... = O
2. Doet?  Gaat/speel/pakken/slapen/lopen
=  (het werkwoord) = de PV
3. Wanneer?  Morgen/vandaag/elke dag/'s morgens
4. Waar? Naar school/in bed/op straat/naar het werk

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een goede zin?
A
Yordan gaat morgen naar de film.
B
Naar de film morgen gaat Yordan.
C
Yordan morgen gaat naar de film.
D
Gaat morgen naar de film Yordan.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Een verhaal schrijft hij op school.
B
Op school hij schrijft een verhaal.
C
Hij schrijft een verhaal op school.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Elke dag Nazar leest een boek.
B
Nazar leest elke dag een boek.
C
Een boek Nazar leest elke dag.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Op het bord de docent schrijft een woord.
B
De docent op het bord schrijft een woord.
C
De docent schrijft een woord op het bord.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Wij op vakantie gaan naar Polen.
B
Wij gaan op vakantie naar Polen.
C
Wij naar vakantie gaan op Polen.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Hij bij de Jumbo werken
B
Hij werkt de Jumbo bij.
C
Hij werkt bij de Jumbo

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Zij in Arnhem wonen.
B
Zij wonen in Arnhem.
C
Zij wonen Arnhem in.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Ik ga morgen naar de Albert Heijn.
B
Morgen ik ga naar de Albert Heijn.
C
Naar de Albert Heijn ik ga morgen.

Slide 11 - Quizvraag

Maak de goede zin:
elke dag-Amina-patat-eet

Slide 12 - Open vraag

Maak een goede zin:
morgen-Sayed-gaat-naar de bibliotheek.

Slide 13 - Open vraag

Maak een goede zin:
gooit - de bal - Sylvia - naar Iris

Slide 14 - Open vraag

Maak een goede zin:
Johan - een afspraak - bij de tandarts - kiespijn - heeft - want- heeft - hij.

Slide 15 - Open vraag

Maak een goede zin:
Ik - bij - de bibliotheek - werk- in Enschede.

Slide 16 - Open vraag

Maak een goede zin:
gewerkt - vandaag - jullie - hard - hebben

Slide 17 - Open vraag

Maak nu zelf een zin die begint met....
Mijn oma...............

Slide 18 - Open vraag

Maak nu zelf een zin die begint met....
De kinderen...............

Slide 19 - Open vraag

Denk ook aan...
Hoofdletters
- Een hoofdletter staat aan het begin van de zin. 
- Een naam heeft ook een hoofdletter.
Punten
- Een punt staat aan het eind van de zin.

Slide 20 - Tekstslide