week 8 - colores, muebles, números hasta 100

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • repaso con un quiz de estar y tener
  • leerdoel: describir la casa
  • escuchar
  • los números
Semana 8
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • repaso con un quiz de estar y tener
  • leerdoel: describir la casa
  • escuchar
  • los números
Semana 8

Slide 1 - Tekstslide

In Spanje meeste kinderarmoede van alle EU landen 
28%

Slide 2 - Tekstslide

Deberes
Leren: woordjes van 4.1 (het huis, de kleuren en de meubels.)
Leren: getallen t/m 100 (module p. 43/44)
maken: LE ej. 2.10, 2.11, 2.13
So: luistervaardigheid

Slide 3 - Tekstslide

Vamos a refrescar la memoria
Los verbos irregulares:
Welke heb je geleerd?
ser
estar
tener
Leerdoel: tener y estar

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel
  • Ik kan de onregelmatige werkwoorden "tener" en "estar"  vervoegen.  

Met "tener" kan ik vertellen wat ik of iemand heeft en de leeftijd van iemand zeggen.
Met "estar" kan ik aangeven waar iets zich bevindt. 

Slide 5 - Tekstslide

tener

Slide 6 - Woordweb

estar

Slide 7 - Woordweb

refrescar la memoria
                   estar          tener
  • estoy
  • estás
  • está
  • estamos
  • estáis
  • están
  • tengo
  • tienes
  • tiene
  • tenemos
  • tenéis
  • tienen
Leerdoel: werkwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoonsvorm.
estoy
estás
está
estamos
estáis
están
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen
yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u) - ev
vosotros (jullie)
ellos, ellas, ustedes (hij, zij, u) - mv
nosotros (wij)

Slide 9 - Sleepvraag

Completa:
"Yo______ en casa."
A
estoy
B
están
C
estáis
D
estás

Slide 10 - Quizvraag

Completa:
"Tú______ en la biblioteca."
A
estoy
B
está
C
estáis
D
estás

Slide 11 - Quizvraag

Completa:
"Juan y Maria _______muchos amigos."
A
tenemos
B
tenéis
C
tienen
D
tengo

Slide 12 - Quizvraag

Completa:
"Maria _______ doce años."
A
tenemos
B
tiene
C
tienes
D
tienen

Slide 13 - Quizvraag

Completa con el verbo "tener":¿Cuántos años _________________tú?

Slide 14 - Open vraag

Completa con el verbo "estar":
Alberto_________en la biblioteca.

Slide 15 - Open vraag

Leerdoel
  • Ik ken de kleuren, delen van een huis en meubels in het Spaans 

Hiermee kan ik dingen beschrijven, bijvoorbeeld mijn  huis, slaapkamer, school etc. 
Ik begrijp wanneer iemand iets omschrijft, bijvoorbeeld huis, keuken, etc

Slide 16 - Tekstslide

Tarea 4.1 
Ahora rellena tu lista de vocabulario
con los muebles.
Leerdoel: de meubels

Slide 17 - Tekstslide

amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón

Slide 18 - Sleepvraag

Vamos a escuchar (LA: pág. 36 ej. 5)
Leerdoel: de kleuren

Slide 19 - Tekstslide

Vamos a escuchar (LA: pág. 37 ej. 5)
Leerdoel: de meubels

Slide 20 - Tekstslide

pág. 41 ahora describe tu casa
Mi casa     un salón, una cocina...

Mi dormitorio     blanco.

En el salón      el sofá......
tiene
es
está
Leerdoel: huis beschrijven
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Ahora cuenta en clase
Leerdoel: huis beschrijven

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoel
  • Ik ken de getallen tm 100 in het Spaans

Hiermee kan ik bijvoorbeeld zeggen hoeveel ik van iets heb, leeftijd aangeven, prijzen horen en zeggen etc. 

Slide 23 - Tekstslide

getallen t/m 20
Leerdoel: getallen t/m 100
  • uno
  • dos
  • tres
  • cuatro
  • cinco
  • seis
  • siete
  • ocho
  • nueve
  • diez
  • once
  • doce
  • trece
  • catorce
  • quince
  • dieciséis
  • diecisiete
  • dieciocho
  • diecinueve
  • veinte
Módulo pág. 46, 47

Slide 24 - Tekstslide

getallen 21 t/m 29
van 21 t/m 29      


veinti + eenheden    
aan elkaar geschreven!  
Leerdoel: getallen t/m 100
  • 21 veintiuno
  • 22 veintidos
  • 23 veintitrés
  • 24 veinticuatro
  • 25 veinticinco
  • 26 veintiseis
  • 27 veintisiete
  • 28 veintiocho
  • 29 veintinueve
Módulo pág. 46, 47

Slide 25 - Tekstslide

getallen 30 t/m 99
van 30 t/m 99    

tientallen + eenheden
los van elkaar met "y"
vb: 31 = treinta y uno 
42 = cuarenta y dos
Leerdoel: getallen t/m 100
  • 30 treinta
  • 40 cuarenta
  • 50 cincuenta
  • 60 sesenta
  • 70 setenta
  • 80 ochenta
  • 90 noventa
  • 100 cien
  • 101 ciento uno
Módulo pág. 46, 47

Slide 26 - Tekstslide

Vamos a escuchar
LA: pág. 37 --> ejercicio 10
Leerdoel: getallen t/m 100

Slide 27 - Tekstslide

¿Cuántos hermanos tienes?

Slide 28 - Tekstslide

¿Cuántas bicicletas tienes?

Slide 29 - Tekstslide

¿Cuántos años tienes?

Slide 30 - Tekstslide

¿Cuántos euros tienes?

Slide 31 - Tekstslide

¿Cuántos libros tienes?

Slide 32 - Tekstslide

¿Cuántos amigos tienes?

Slide 33 - Tekstslide

¿Cuántos (video)juegos (de mesa) tienes?

Slide 34 - Tekstslide

¿Cuántos bolígrafos tienes?

Slide 35 - Tekstslide

Once + Cuarenta =

Slide 36 - Tekstslide

veinticuatro + setenta y uno =

Slide 37 - Tekstslide

treinta y dos + cincuenta y ocho =

Slide 38 - Tekstslide

sesenta y tres +  catorce =

Slide 39 - Tekstslide

Veintiuno +  veintisiete =

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Link