week 3 - les 1

1 / 32
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

les adjectifs  possessifs
het bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

  • grammaire2
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met de bezittelijke voornaamwoorden in het Frans

Slide 3 - Tekstslide

Groupe 1
Groupe 2
Groupe 3
- Zelf theorie doorlezen grammaire 2 blz 59

 
- Maken exercices 16c en 16d (evt. video bekijken indien oortjes bij je) blz 59 en 60

- Verdiepingsopdracht stamboom maken

- Verdiepingsopdracht leestekst maken

- Uitleg theorie bijwonen

- Maken exercices 16c en 16d (evt. video bekijken indien oortjes bij je)

- Verdiepingsopdracht stamboom maken

- Uitleg theorie bijwonen

- LessonUP om het beter te begrijpen

- Maken exercices 16c en 16d

Slide 4 - Tekstslide

Groupe 1
Groupe 2
Groupe 3
- Zelf theorie doorlezen grammaire 2 blz 64

 
- Maken exercices 16c en 16d (evt. video bekijken indien oortjes bij je) blz 64 en 65

- Verdiepingsopdracht stamboom maken

- Verdiepingsopdracht leestekst maken

- Uitleg theorie bijwonen

- Maken exercices 16c en 16d (evt. video bekijken indien oortjes bij je)

- Verdiepingsopdracht stamboom maken

- Uitleg theorie bijwonen

- LessonUP om het beter te begrijpen

- Maken exercices 16c en 16d

Slide 5 - Tekstslide

groep 1
groep 1
groep 1
groep 1
groep 2
groep 2
groep 3
groep 3
groep 2
groep 2
groep 3
groep 3
groep 2
groep 2
groep 3
groep 3

Slide 6 - Tekstslide

astuce (ezelsbruggetje)
                      le/ l' woorden              la-woorden             les-woorden
mijn             mon                               ma                             mes
jouw             ton                                 ta                               tes
zijn/haar     son                                 sa                               ses

Slide 7 - Tekstslide

différence:

In het Frans kijk je niet naar de bezitter maar naar het bezit:
dat betekent dat er verschillende woorden zijn voor:
mijn
jouw
haar/zijn

Slide 8 - Tekstslide

son livre kan dus betekenen:

zijn boek of haar boek......

Dat moet je dus uit de zin kunnen afleiden.
C'est le livre de Paul? Oui, c'est son livre (zijn boek)
C'est le livre de Claire? Oui, c'est son livre (haar boek)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

C'est (mijn) livre (m)
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 11 - Quizvraag

(haar) père
A
sa
B
ses
C
son

Slide 12 - Quizvraag

(jouw) livres
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 13 - Quizvraag

(haar) enfant
A
ses
B
son
C
sa

Slide 14 - Quizvraag

(mijn) copain
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 15 - Quizvraag

(zijn) copine
A
son
B
sa
C
ses

Slide 16 - Quizvraag

(haar) parents
A
son
B
sa
C
ses

Slide 17 - Quizvraag

Au travail
Maken exercices 16 c en d

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden stamboom
1 Simone est ma grand-mère.
2 Eric est le mari de Claire.
3 J’ai douze ans.
II
4 Emma (14)
5 Fabrice (45)

Slide 19 - Tekstslide

In welke groep heb je vandaag gewerkt?
groep 1 zelfstandig werken
groep 2 instructie en zelfstandig werken
groep 3 instructie en LessonUp

Slide 20 - Poll

Heb je het gevoel dat je vandaag veel geleerd hebt?
ja, meer dan normaal (in 1 groep)
Nee, minder dan normaal in 1 groep
Hetzelfde

Slide 21 - Poll

Zou je volgende keer voor dezelfde groep kiezen en waarom wel/niet?

Slide 22 - Open vraag

Vind je het fijner om in een groep, twee groepen of in drie groepen te werken
1 groep
2 groepen
3 groepen

Slide 23 - Poll

Les devoirs
Leren grammaire 2: apprendre 5

16 c en 16d afmaken
Stamboom afmaken optioneel

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Hoe oud zijn de kinderen met de taart geworden?
Sleep het juiste getal naar de juiste taart!
Treize
Quatorze
Dix
Onze

Slide 26 - Sleepvraag

Elle a quel âge ?
A
cinq
B
six
C
sept
D
huit

Slide 27 - Quizvraag

Som:
trois + quatre =?

Slide 28 - Open vraag

som:
sept - deux=

Slide 29 - Open vraag

Qu'est ce que c'est 2 en français?

Slide 30 - Open vraag

trois plus sept font combien?

Slide 31 - Open vraag

quinze moins huit font combien?

Slide 32 - Open vraag