- On your desk: book/ notebook/ pencil case / agenda
- Read in your English book
- Study words unit 5
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
First 10 min.
- Telephone in "hotel"
- On your desk: book/ notebook/ pencil case / agenda
- Read in your English book
- Study words unit 5
Slide 1 - Tekstslide
Today!
Welcome
Vocabulary 10 min
Check homework 10 min
Worksheets 15 min
Kahoot 10 min
Homework 5 min
Slide 2 - Tekstslide
Planning unit 5
- Test unit 5: June 13th
- Book assignment : May 23rd
(Take your book with you every lesson)
- Reading: Testweek (end of schoolyear)
- presentations: May/ June (see Magister)
grammar:
Wordorder: adverbs of time and place
Past simple (irregular verbs)
Slide 3 - Tekstslide
Past Simple
- Wanneer gebruik je de Past Simple?
- Hoe maak je de Past Simple?
- Vragende zinnen in de Past Simple.
- Ontkennende zinnen in de Past Simple.
Slide 4 - Tekstslide
Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.
Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.
Signaalwoorden: Last, Ago, Dates in the past, Yesterday (LADY)
Slide 5 - Tekstslide
Regelmatige werkwoorden
Achter het werkwoord plaats je 'ed'
I walk -> I walked
it rains-> it rained
they start -> they started
Slide 6 - Tekstslide
Past simple spelling
1. Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved
2. In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned
Slide 7 - Tekstslide
Past simple spelling
Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you cry- you cried
In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor -y staat:
I play - I played
Slide 8 - Tekstslide
Past Simple - Questions/negative
Questions: Did + base verb
Did you walk to school yesterday?
Negative: didn't + base verb
You didn'twalk to school yesterday.
Slide 9 - Tekstslide
Let's get to work
What?
exercise 4,5,6 page 200-201
How?
Alone or together
Help?
Classmate or teacher
Time?
8 min
Finished?
exercise 1.2.3 page 198-199
timer
10:00
Slide 10 - Tekstslide
Homework
Study words page 211
Study grammar past simple
Start working on your speaking assignment
Slide 11 - Tekstslide
First 10 min.
- Telephone in "hotel"
- On your desk: book/ notebook/ pencil case / agenda
- worksheet past simple
- study words unit 5
- worksheet past simple
Slide 12 - Tekstslide
Today!
Welcome
Vocabulary 10 min
Grammar 10 minutes
Assginments 25 min
Homework 5 min
Slide 13 - Tekstslide
learning goals
After this lesson you:
- know how to make a proper sentence
Slide 14 - Tekstslide
Planning unit 5
- Test unit 5: June 7th
- Book assignment : May 17th
(Take your book with you every lesson)
- Reading: April 13th + Testweek (end of schoolyear)
- presentations: May/ June
grammar:
Wordorder: adverbs of time and place
Past simple
Slide 15 - Tekstslide
Inhalen 1E
Bookassignment 1: Auke
Booksassignment 2: Lisa/ Dylan/ Mieke / Luuk
Slide 16 - Tekstslide
Inhalen 1F
Bookassignment 1: Maarten / Attila
Slide 17 - Tekstslide
WORDORDER
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Goal (= lesdoel)
Ik ken de woordvolgorde van een gewone Engelse zin.
Ik weet hoe ik de regels daarvoor moet gebruiken!
Slide 20 - Tekstslide
What do you remember...
Slide 21 - Tekstslide
..... about the word order of an English sentence?
Slide 22 - Tekstslide
wie
wanneer
waar
wat
doet
Slide 23 - Sleepvraag
Word order (woordvolgorde)
wie onderwerp (persoon, dier, ding)
doet persoonsvorm (werkwoord)
wat lijdend voorwerp
waar plaatsbepaling
wanneer tijdsbepaling
Slide 24 - Tekstslide
Welke zin is correct?
A
Peter bought a new phone at the shop yesterday.
B
Peter bought a new phone yesterday at the shop.
C
A new phone is what Peter bought yesterday at the shop.
D
At the shop yesterday a new phone bought Peter.
Slide 25 - Quizvraag
Welke zin is correct?
A
Last week I saw Mary at a party.
B
At a party I saw Mary last week.
C
I saw Mary at a party last week.
D
I saw Mary last week at a party.
Slide 26 - Quizvraag
Welke zin is correct?
A
Jenny works on Saturdays at AH.
B
On Saturdays Jenny works at AH.
C
Jenny works at AH on Saturdays.
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Video
Wat is de woordvolgorde in een Engelse standaardzin?
Slide 29 - Open vraag
wie- doet - wat - waar - wanneer
Je zag in het filmpje dat de tijdsbepaling ('wanneer') ook vooraan in de zin kan staan.
Ook werd verteld dat het bijwoord van frequentie (= een woord dat aangeeft hoe vaak iets gebeurt) vóór het hoofdwerkwoord in de zin staat.
Voorbeeld: Peter always eats a hamburger at lunch time.
We never go to school without our books.
Sheila seldomloses her temper.
Slide 30 - Tekstslide
Let's do some writing!!
- First assignment
Lees de berichten en reageer erop. Je hoeft geen aanhef of afsluiting te schrijven.
Finished: Check your work on the rule:
Who did what where and when
Now let your classmate check your work!!!
timer
1:00
Slide 31 - Tekstslide
Let's do some writing!!
- Second assignment
Je bent gevallen met tennis. Je bent vandaag niet naar school geweest. Een vriend maakt zich zorgen om je. Je chat met hem over wat er is gebeurd.
Reageer in volledige zinnen op de berichtjes van je vriend. Gebruik de informatie hierboven
Finished: Check your work on the rule:
Who did what where and when
Now let your classmate check your work!!!
timer
1:00
Slide 32 - Tekstslide
Let's do some writing!!
- Third assignment
Je wilt je ziek melden voor school. Dat kan met een formulier. Je gaat het formulier invullen. Beantwoord open vragen in volledige zinnen en gebruik de I-vorm (ik-vorm).