REK, P3 (P2 3R1A/B) allerlei (extra)

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   ffRekenen mbo 2; NUR mbo 2

auteur   MB
datum   juni 2023

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   ffRekenen mbo 2; NUR mbo 2

auteur   MB
datum   juni 2023

Slide 1 - Tekstslide

Reken uit met de formule.
20% van 560


timer
0:30
A
56
B
112
C
5,6
D
11,2

Slide 2 - Quizvraag

de formule voor percentage
getal : 100 x aantal procenten

20% van 560

560 : 100 x 20 = 112

Slide 3 - Tekstslide

30% van € 660,00

timer
1:00
A
198,00
B
€ 220,00
C
220,00
D
€ 198,00

Slide 4 - Quizvraag

18% van 432
Rond af op 1 decimaal.

timer
0:30
A
77,76
B
778
C
77,8
D
777,6

Slide 5 - Quizvraag

27,5% van 987
Rond af op 2 cijfers achter de komma.
timer
0:30
A
271,425
B
271,42
C
271,4
D
271,43

Slide 6 - Quizvraag

Welke bramen zijn naar verhouding het goedkoopst?
Bijvoorbeeld per gram of per ons.
Geef je antwoord via LessonUp.

groentewinkel A
- 500 g bramen voor € 5,50

groentewinkel B
- 250 g bramen voor € 3,00

Slide 7 - Tekstslide

Welke bramen zijn naar verhouding het goedkoopst?
A 500 g voor € 5,50
B 250 g voor € 3,00

timer
1:00
A
bij groentewinkel A
B
bij groentewinkel B

Slide 8 - Quizvraag

naar verhouding het goedkoopste
Je gaat terugrekenen naar een hoeveelheid die in beide situaties te gebruiken is. Bijvoorbeeld per stuk of per gram.

-500 gram en 250 gram
-terugrekenen naar 1 gram
500 gram voor € 5,50    dus 1 gram kost € 5,50 : 500 = € 0,011
250 gram voor € 3,00    dus 1 gram kost € 3,00 : 250 = € 0,012
-de conclusie: 500 g voor € 5,50 is naar verhouding het
                                                                            goedkoopst

Slide 9 - Tekstslide

naar verhouding het goedkoopste   A 500 g voor € 5,50
(manier die niet altijd kan)             B  250 g voor € 3,00
-Mensen met veel getal-inzicht zien dat 500 gram het dubbele is van 250 gram.
-Als je de prijs van 250 gram x 2 doet, heb je uitgerekend wat 500 g kost.
250 gram kost € 3,00     2 x € 3,00 = € 6,00
€ 6,00 is veel meer dan € 5,50
-de conclusie: De bramen in winkel A zijn naar verhouding het goedkoopst.


Slide 10 - Tekstslide

Een treetje moeilijker.
Lees de vraag en de info heel goed!
Welke hazelnoten zijn naar verhouding het duurst?
175 g   € 3,40                   1 kg   € 20,73





Geef je antwoord via LessonUp.

Slide 11 - Tekstslide

Welke hazelnoten zijn het duurst naar verhouding?

timer
0:30
A
175 gram voor € 3,40
B
1 kg voor € 20,73

Slide 12 - Quizvraag

de tekst en de berekeningen
- duurste
- gram en kg

gram
175 g
1 g
euro
€ 3,40
?
gram
1000 g
1 g
euro
€ 20,73
?

Slide 13 - Tekstslide

de tekst en de berekeningen
l
gram
175 g
1 g
euro
€ 3,40
?
gram
1000 g
1 g
euro
€ 20,73
?

Slide 14 - Tekstslide

de tekst en de berekeningen
l
gram
175 g
1 g
euro
€ 3,40
€ 0,01942
gram
1000 g
1 g
euro
€ 20,73
0,02073

Slide 15 - Tekstslide

de tekst en de berekeningen - Ik trek de conclusie dat het kleine zakje hazelnoten naar verhouding het goedkoopst is.
l






gram
175 g
1 g
euro
€ 3,40
€ 0,01942
gram
1000 g
1 g
euro
€ 20,73
0,02073

Slide 16 - Tekstslide

... snelheid - gekoppelde grootheden lengte en tijd
De snelheid drukken we meestal uit in 
-  m / sec 
-  km / h   .

Je moet bij een opdracht altijd goed kijken of de maten van de afstand (lengte) hetzelfde zijn.
Je moet bij een opdracht altijd goed kijken of de maten van de tijd hetzelfde zijn.   >>>

Slide 17 - Tekstslide

1 uur = ...

timer
0:30
A
60 seconden
B
360 seconden
C
3600 seconden
D
10 000 seconden

Slide 18 - Quizvraag

1 km = ...

timer
0:30
A
1000 m
B
3600 m
C
100 m
D
60 m

Slide 19 - Quizvraag

de snelheid omrekenen
Klaas loopt 6 km / h.

Hoeveel km / sec  loopt hij?

Welke maten moet je omrekenen?

Slide 20 - Tekstslide

de tijd omrekenen
Klaas loopt 6 km / h.

Hoeveel km / sec loopt hij?

1 uur = 3600 sec

afstand
6 km
?
tijd
3600 sec
  1 sec

Slide 21 - Tekstslide

de tijd omrekenen
Klaas loopt 6 km / h.

Hoeveel km / sec loopt hij?

1 uur = 3600 sec

afstand
6 km
?
tijd
3600 sec
  1 sec

Slide 22 - Tekstslide

de tijd omrekenen
Klaas loopt 6 km / h.

Hoeveel km / sec loopt hij?

1 uur = 3600 sec

afstand
6 km
? 0,0016666 km
tijd
3600 sec
  1 sec

Slide 23 - Tekstslide

de snelheid omrekenen
Klaas loopt 6 km / h.

Hoeveel m / h  loopt hij?

Welke maten moet je omrekenen?

Slide 24 - Tekstslide

de snelheid omrekenen
Klaas loopt 6 km / h.

Hoeveel m / h  loopt hij?

Welke maten moet je omrekenen? de lengte

6 km = 6000 m
Klaas loopt 6000 m per uur.

Slide 25 - Tekstslide

de snelheid omrekenen
Klaas loopt 6 km / h.

Hoeveel m / sec  loopt hij?

Welke maten moet je omrekenen?

Geef het antwoord op de vraag Hoeveel m/sec loopt hij? via LessonUp.

Slide 26 - Tekstslide

de tijd omrekenen
Klaas loopt 6 km / h.

Hoeveel m / sec loopt hij?



afstand
6 km = ... m
?
tijd
1 uur = ... sec
  1 sec

Slide 27 - Tekstslide

6 km/h = .... m/s

timer
1:00
A
6000 m/s
B
1,67 m/3600 sec
C
6000 m/3600 s
D
1,67 m/s

Slide 28 - Quizvraag

de tijd omrekenen
Klaas loopt 6 km / h.

Hoeveel m / sec loopt hij?
6 km = 6000 m
1 uur = 3600 sec



Klaas loopt 1,6667 m/s  .

afstand
6 km = 6000 m
? 1,6667 m
tijd
3600 sec
  1 sec

Slide 29 - Tekstslide

de snelheid gebruiken
Marja rijdt 100 km/uur.

A. Hoeveel rijdt ze in een half uur?

B. Hoeveel tijd heeft ze nodig voor 40 km?

Geef je antwoorden via LessonUp.

Slide 30 - Tekstslide

100 km/h
A. Hoeveel rijdt ze in een half uur?
timer
1:00

Slide 31 - Open vraag

berekening
half = 1/2 = delen door 2
afstand
100 km
? km
tijd
1 uur
1/2 uur

Slide 32 - Tekstslide

... berekening
half = 1/2 = delen door 2






In een half uur rijdt Marja 50 km.

afstand
100 km
50 km
tijd
1 uur
1/2 uur

Slide 33 - Tekstslide

de snelheid gebruiken
Marja rijdt 100 km/uur.

A. Hoeveel rijdt ze in een half uur?

B. Hoeveel tijd heeft ze nodig voor 40 km?

Geef je antwoorden via LessonUp.

Slide 34 - Tekstslide

100 km/h
Hoelang doet ze over 40 km?
timer
1:00

Slide 35 - Open vraag

... berekening
Meestal is het handig om eerst 1 uur in 60 minuten te veranderen.






afstand
100 km
1 km
40 km
tijd
1 uur = 60 minuten
? minuten
? minuten

Slide 36 - Tekstslide

... berekening
Meestal is het handig om eerst 1 uur in 60 minuten te veranderen.






afstand
100 km
1 km
40 km
tijd
1 uur = 60 minuten
? minuten
? minuten

Slide 37 - Tekstslide

... berekening
Meestal is het handig om eerst 1 uur in 60 minuten te veranderen.





controle: 40 km is minder dan de helft van 100 km
              24 minuten is minder dan de helft van 30 minuten.
afstand
100 km
1 km
40 km
tijd
1 uur = 60 minuten
0,6 minuten
24 minuten

Slide 38 - Tekstslide

het verbruik - hoeveel gebruikt een apparaat
Deze auto rijdt 1:16. [1 op 16]
Dat betekent dat de auto met 1 liter brandstof 16 km kan rijden.

A. Er zit nog 17 L in de tank. Hoever kan de auto nog rijden?

B. De bestuurder wil 100 km rijden. Hoeveel benzine heeft hij minimaal nodig?
                                Geef je antwoorden via LessonUp.

Slide 39 - Tekstslide

het verbruik 1:16
17 L
Hoever kan de auto nog rijden?

timer
0:30
A
17:16 = 1,0625 km
B
17 x 16 = 272 km
C
1:17 = 0,0588 km
D
1 x 17 = 17 km

Slide 40 - Quizvraag

het verbruik - hoeveel gebruikt een apparaat
Deze auto rijdt 1:16. [1 op 16]
Dat betekent dat de auto met 1 liter brandstof 16 km kan rijden.

A. Er zit nog 17 L in de tank. Hoever kan de auto nog rijden?
                                          de afstand (hier km)
  1 l voor    1 x 16 km = 16 km
17 l voor 17 x 16 km = 272 km

Slide 41 - Tekstslide

het verbruik - hoeveel gebruikt een apparaat
Deze auto rijdt 1:16. [1 op 16]
Dat betekent dat de auto met 1 liter brandstof 16 km kan rijden.

A. Er zit nog 17 L in de tank. Hoever kan de auto nog rijden?

B. De bestuurder wil 100 km rijden. Hoeveel benzine heeft hij minimaal nodig?
                                Geef je antwoord via LessonUp.

Slide 42 - Tekstslide

het verbruik 1:16
100 km
Hoeveel benzine?
timer
0:30
A
1 : 16 x 100 = 6,25 km
B
1 : 16 x 100 = 6,25 L
C
100 x 16 : 1 = 1600 km
D
100 x 16 : 1 = 1600 L

Slide 43 - Quizvraag

het verbruik - hoeveel gebruikt een apparaat
Deze auto rijdt 1:16. [1 op 16]
Dat betekent dat de auto met 1 liter brandstof 16 km kan rijden.

B. De bestuurder wil 100 km rijden. Hoeveel benzine heeft hij minimaal nodig?

'hoeveel benzine' vraagt naar 'hoeveel liter'
                       >>>>

Slide 44 - Tekstslide

de berekening
het verbruik 1:16     de afstand 100 km






Hij heeft minstens 6,25 liter benzine nodig.



liter
1 L
0,0625 L
6,25 L
km
16 km
1 km
100 km

Slide 45 - Tekstslide