§3.2 Inkomens zonder tegenprestatie

3.2 Inkomens zonder tegenprestatie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

3.2 Inkomens zonder tegenprestatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1 Weet je het nog?
  • Bron van inkomen
  • Prestatieloon
  • Loon in natura
  • Loonschaal
  • Nationaal inkomen
  • Personele inkomensverdeling /Lorenz curve                 
  • Modaal inkomen

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bron van inkomen = Oorzaak van het verkrijgen van een inkomen.

Inkomen uit Arbeid.
Je krijgt loon wanneer je werkt.

Inkomen uit bezit:  Rente op de bank of een huis die je verhuurt







Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prestatieloon
Prestatieloon is een loon dat wordt betaald op basis van de prestaties van een werknemer.

Slide 4 - Tekstslide

Beschrijf wat 'prestatieloon' betekent en geef voorbeelden van banen waarbij werknemers een prestatiegericht loon verdienen.
Loon in natura
  • Er is sprake van loon in natura als je met je werk iets anders verdient dan geld.
  • Voorbeelden: Een telefoon of een auto van de zaak.








Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe hoog loon?
• de functie van de werknemer;
• de loonschaal die bij deze functie hoort;
• de trede die binnen de loonschaal van toepassing is.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nationaal inkomen


Het nationaal inkomen zijn alle inkomens van de inwoners van ons land bij elkaar opgeteld.



Nationaal inkomen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De personele inkomensverdeling

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modaal inkomen
Modaal inkomen is het inkomen dat het meest voorkomt in een bepaald land of gebied.

Slide 10 - Tekstslide

Beschrijf wat 'modaal inkomen' betekent en hoe het wordt gebruikt om het inkomen van individuen te vergelijken.
Kennen /kunnen §3.2
Begrippen:
  • Kinderbijslag
  • Huurtoeslag
  • Zorgtoeslag
  • Sociaal minimum
  • Overdrachtsinkomen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kinderbijslag 
  • De overheid geeft de ouders/ verzorgers van kinderen kinderbijslag. 
  • Kinderbijslag is inkomen zonder tegenprestatie en wordt per kwartaal uitbetaald (= 4x per jaar).
  • Hoogte van de kinderbijslag is afhankelijk van leeftijd en aantal kinderen. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Kinderbijslag is een bijdrage van de overheid in de kosten voor de opvoeding van kinderen tot 18 jaar.
  • De kinderbijslag is afhankelijk van
     de leeftijd van het kind en het
     aantal kinderen.

Kinderbijslag

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een gezin met 3 kinderen. De kinderen zijn 7, 11 en 14 jaar. Hoeveel kinderbijslag krijgt het gezin gemiddeld per maand ?
timer
2:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekening
2 x 342,50 = € 685.-
1 x 402,41   = € 402,41
Per kwartaal €1087,41 : 3 =€ 362,47 per maand

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huurtoeslag
  • Huurtoeslag is een bijdrage in de huurkosten en wordt betaald door de overheid. 
  • Je kunt huurtoeslag aanvragen als je huur hoog is en je loon laag.
  • De hoogte van de huurtoeslag is afhankelijk van de hoogte van de huur en de hoogte van je inkomen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgaven maken
Wat ? Maak opgaven 1 en 2 op bladzijde 84.
Hoe ? Op fluistertoon met je buurman/ buurvrouw



timer
6:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Solidariteit en zorgtoeslag
  • Zorgtoeslag - voor mensen die onder een bepaalde grens verdienen krijgen zorgtoeslag.
  • Solidariteitsprincipe - de sterke moeten de zwakke ondersteunen

Slide 18 - Tekstslide

Toelichting:
Duidelijk uitleggen dat dit ook te maken heeft met de bonus-malusladder en dat de korting dus steeds groter wordt naar mate er geen schade wordt gereden/opgegeven aan de verzekeraar.
Sociaal minimum
Wat is het sociaal minimum? Het sociaal minimum is het bedrag dat u minimaal nodig heeft om van te leven. Dat bedrag is niet voor iedereen hetzelfde.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het sociaal minimum

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overdrachtsinkomen
Een overdrachtsinkomen is een inkomen dat je krijgt zonder een tegenprestatie te hoeven leveren.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overdrachtsinkomen
Voorbeelden van overdrachtsinkomen:
- kinderbijslag
- huurtoeslag
- zorgtoeslag
- bijstand

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgaven maken
Wat ? Maak opgaven 3 en 4 op bladzijde 85.
Hoe ? in stilte
Uitkomst ? klassikaal bespreken
Klaar ? Lees de leertekst en maak vraag
6 t/m 11


timer
6:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat ? Maak vragen 5 t/m 11 vanaf bladzijde 86
Hoe ? Op fluistertoon met je buurman/buurvrouw
hulp ? Docent. Ik loop langs
Tijd ? 20 minuten
Klaar ? nakijken 


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kinderbijslag is een voorbeeld van
timer
1:00
A
Overdrachtsinkomen
B
Primair inkomen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het sociaal minimum
A
Hoeveel mensen er leven van een bijstandsuitkering
B
Een minimumbedrag wat je nodig hebt om van te kunnen leven
C
De minimale leeftijd om een uitkering te kunnen ontvangen
D
Een toeslag die je van de overheid krijgt als je een laag inkomen hebt

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een huurtoeslag ?
A
Is een financiële bijdrage van de overheid waarmee je een deel van de huur kunt betalen
B
Een financiële bijdrage van de bank
C
Is een financiële bijdrage van de bank waarmee je een deel van de huur kunt betalen
D
Is een financiële ondersteuning van de overheid

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kinderbijslag is afhankelijk van:
A
Aantal kinderen
B
Leeftijd van de kinderen
C
Inkomen ouders
D
Leeftijd ouders

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

voor wie is kinderbijslag bedoeld?
A
voor alle ouders
B
voor de kinderen
C
voor kinderen onder de 18
D
voor ouders van kinderen onder de 18

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is zorgtoeslag?
A
een bedrag dat verzekeraars betalen
B
een bedrag dat de verzekernemer betaald
C
een bedrag dat je betaalt wanneer je zorg gebruikt
D
een bedrag dat de belastingdienst betaald

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen overdrachtsinkomen?
A
bijstand
B
kinderbijslag
C
huurtoeslag
D
inkomstenbelasting

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn overdrachtsinkomen?

A
Inkomsten die je krijgt als uitkering, zoals WW.
B
Inkomen die je krijgt als je overgedragen wordt.
C
Inkomen die je krijgt bij de overdracht van goederen.
D
Inkomen die je krijgt van je spaargeld, rente.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen rekentrainer

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies