2tha fictie Spanning in verhalen

Welkom

Fictie
Tijd, Perspectief, 
Verhaallijn, Spanning

Nederlands
Wat heb je nodig?

Laptop (dicht)
Lesboek, schrift + pen



timer
2:30
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Fictie
Tijd, Perspectief, 
Verhaallijn, Spanning

Nederlands
Wat heb je nodig?

Laptop (dicht)
Lesboek, schrift + pen



timer
2:30

Slide 1 - Tekstslide

Spanning in verhalen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Onderwerp van deze les
  • Fictie spanning in verhalen.

Slide 4 - Tekstslide

Spanning in verhalen
De hoofdpersoon bevindt zich in een gevaarlijke situatie of gevaarlijke omgeving.

Slide 5 - Tekstslide

Spanning in verhalen
De hoofdpersoon moet een raadsel of probleem oplossen. 

Slide 6 - Tekstslide

Fictie 
Spanning in verhalen: 

Hoe maakt een schrijver een verhaal spannend?

Slide 7 - Tekstslide

Spanning in verhalen
Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger: een onderbreking van het verhaal op een heel spannend moment.

Slide 8 - Tekstslide

Spanning in verhalen
  • Je krijgt door aanwijzingen in het verhaal een vermoeden over hoe het afloopt, maar je weet nog niet precies hoe het zit.
  • Het verhaal krijgt een onverwachte wending: er gebeurt plotseling iets wat je niet had verwacht.
  • Je bent bijna bij de ontknoping, maar de
    schrijver laat je nog even wachten: uitstel.

Slide 9 - Tekstslide

Spanning in verhalen
  • Omgeving
  • Situatie
  • Raadsel of probleem
  • Cliffhanger
  • Uitstel
  • Vermoeden
  • Open plekken: plekken waar je informatie mist. Als je doorleest krijg je uiteindelijk die informatie.
  • Onverwachte wending

Slide 10 - Tekstslide

Ruimte
De omgeving in het verhaal.
Sfeer

Slide 11 - Tekstslide

Spanning in verhalen
Actiespanning: 
Je herkent actiespanning vaak aan een ‘gejaagde’ stijl: de gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op.
Psychologische spanning:
Je herkent psychologische spanning door open 
plekken, een cliffhanger, een tijdsprong, identificatie met  hoofdpersoon.

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
Fictie cursus 3 HA                                         TH:
$2 Tijd, blz. 68                              $2 Perspectief, blz. 64
$3 Verhaallijnen, blz. 73                           $3 Tijd, blz. 69
$4 Spanning, blz. 78                     $4 Spanning, blz. 73
timer
25:00

Slide 13 - Tekstslide

Spanning in verhalen
- Het verhaal speelt zich in een gevaarlijke omgeving.
- De hoofdpersoon moet een raadsel of probleem oplossen.
- Er is sprake van een cliffhanger.
- Je bent bijna bij de oplossing maar eerst is er nog uitstel.

Slide 14 - Tekstslide

Trucs voor spanning in verhalen
1. Spannende/griezelige omgeving, geluiden en personen
2. Gevaarlijke situaties
3. Geheim of raadsel
4. Uitstellen van het onthullen van het geheim of raadsel
5. Je krijgt een vermoeden over de afloop
6. Onverwachte gebeurtenis
7. Cliffhanger

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk volgende week:
Maandag: Fictie (3), $2 Perspectief, $2 Tijd, $3 Tijd, $3 Verhaallijnen
Dinsdag: Fictie (3), $4 Spanning

Slide 16 - Tekstslide

Formuleren (cursus 6)
Lesdoel: Je leert synoniemen en verwijswoorden gebruiken om te variëren in woordgebruik.

Slide 17 - Tekstslide

Variatie in woordgebruik
Lees de volgende zin:
De honden van Maxim stoeien met elkaar verderop op het strand. Dan roept Maxim dat de honden moeten komen, maar de honden negeren Maxims bevel en stoeien gewoon door. Waarom blijven die honden stoeien, als ik mijn honden roep? vraagt Maxim zich af.

Slide 18 - Tekstslide

Zoals je aan het voorbeeld ziet, wordt een tekst saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt. Het is beter om variatie aan te brengen:

Slide 19 - Tekstslide

Variatie in woordgebruik
De honden van Maxim stoeien met elkaar verderop op het strand. Dan roept hij dat ze moeten komen. Maar de viervoeters negeren zijn bevel en ravotten gewoon door. Waarom blijven die beesten spelen als ik ze roep? vraagt hij zich af.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Formuleren (cursus 6)
HA+A: $2 Variatie in woordgebruik, opdracht 1 t/m 4, blz. 236
TH: $2 Verwijswoorden, opdracht 1 t/m 4, blz. 218
Klaar?
Verder werken in $3

Slide 21 - Tekstslide