2M week 46 les één

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

What are we going to do today?

- Who is here?
- Studying/reading
- Recap
- Homework check
- Grammar
- Exercises

Slide 2 - Tekstslide

Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 3 - Tekstslide

timer
10:00
Study the words under A of CH2 on p. 118

Slide 4 - Tekstslide

What did we do the previous lesson?

Slide 5 - Tekstslide

-> Past continuous
-> Worksheet

Slide 6 - Tekstslide

For today,

Do exercises 23, 27A, 34, 35 and 36 in CH2
Finish the worksheet and bring it to class.

Slide 7 - Tekstslide

Did we check the test?

Slide 8 - Tekstslide

Go to page ninety-eight

Slide 9 - Tekstslide

Past continuous
We hebben het gehad over de past continuous.

1) Wanneer gebruik je de past continuous?
2) Hoe vorm je de past continuous?

Slide 10 - Tekstslide

Past simple
Vorige periode hebben we het gehad over de past simple. Weet je nog wat dit is?


1) Wat betekent 'past simple'?
2) Wanneer gebruik ik de past simple?
3) Hoe ziet de past simple eruit?

Slide 11 - Tekstslide

Past continuous vs past simple

Je kunt deze twee tijden ook in één zin gebruiken!

Laten we hier eens samen naar kijken

Slide 12 - Tekstslide

Let's watch a video!

Slide 13 - Tekstslide

Past continuous vs past simple
Je gebruikt deze twee tijden in één zin wanneer:
- er iets aan de gang is en iets anders ineens gebeurd:

 1. Ik was aan het douchen toen mijn moeder belde
I was showering when my mother called
2. Mijn hond was aan het blaffen terwijl ik aan het koken was
My dog barked while I was cooking

Slide 14 - Tekstslide

Past continuous vs past simple
Hetgene wat het langst duurt (en het eerst begint), zet je in de past continuous
- was/were + werkwoord + ing

Hetgene wat het kortst duurt (en het laatst begint), zet je in de past simple
+ ed

Slide 15 - Tekstslide

Past continuous vs past simple
I ... (dance) when my sister ... (call)

1. Wat duurt het langst/gebeurd het eerst? -> was/were + ing
2. Wat duurt het kortst/gebeurd het laatst? -> +ed

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

My brother ..1.. (ring) the doorbell when I ..2.. (sleep)
A
1: rang 2: was sleeping
B
1: rings 2: was sleeping
C
1: was ringing 2: slept
D
1: was ringing 2: sleep

Slide 18 - Quizvraag

They ..1.. (listen) music when his Spotify ..2.. (break)
A
1: were listening 2: broke
B
1: was listening 2: broke
C
1: listened 2: were listening
D
1: listened 2: was listening

Slide 19 - Quizvraag

A ball ..1.. (hit) my head when I ..2.. (take) a photo
A
1: was hitting 2: took
B
1: were hitting 2: took
C
1: hit 2: were taking
D
1: hit 2: was taking

Slide 20 - Quizvraag

I ... (injure) my leg when I ... (sport).

Slide 21 - Open vraag

I ... (eat) chicken when I ... (spill) my chocolate milk

Slide 22 - Open vraag

A dog ... (run) up to me when I ... (cycle)

Slide 23 - Open vraag

When I ... (wake up) this morning, it ... (snow)

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Exercises
Do exercise 37 on page 98

Done? Read or study!
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Let's check!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide