In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Woordenschat H1 & H2
Doel les: je weet HOE je woordjes en uitdrukkingen kan leren + je kunt verschillende woorden onthouden en in een zin plaatsen.
Vorige les: 30 seconds --> woorden omschrijven
Huiswerk: opdracht 1 t/m 4 van Woordenschat H2
Check in duo's --> 10 minuten
Slide 2 - Tekstslide
Hoe moet je de woorden leren?
ZORG DAT JE DE ANTWOORDEN GOED IN JE SCHRIFT HEBT!
MAAK GROEN WAAR JE DE BETEKENIS AL VAN KENT en ROOD welke je nog niet goed kent.
1. Woord --> synoniem/betekenis/omschrijving en andersom.
2. Het woord in een zin kunnen plaatsen, waaruit de betekenis blijkt.
Slide 3 - Tekstslide
Manieren om te leren
Quizlet (invoeren) of WRTS gebruiken en herhalen, herhalen, herhalen!
Flashcards gebruiken
Overschrijven en jezelf overhoren (hand op betekenis leggen)
Laat je overhoren door vriend(in), broer, zus of ouders.
Maak zelf zinnen met de (moeilijke) woorden erin en leer deze!
Slide 4 - Tekstslide
Korte oefening
Je krijgt zometeen 10 vragen over woorden uit de afgelopen paragrafen:
4 vragen woord--> betekenis
4 vragen 'woord in een zin plaatsen'
2 vragen zelf een zin maken met het woord erin
Slide 5 - Tekstslide
Welk synoniem past er bij het woord:
bonje
A
overheersen
B
souvenir
C
ruzie
D
eerlijk
Slide 6 - Quizvraag
Welk synoniem past er bij het woord:
oprecht
A
gezellig
B
precies
C
voordelig
D
eerlijk
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de betekenis van de uitdrukking: het spits afbijten
A
voortreffelijk presteren
B
als eerste ergens aan beginnen
C
alles overtreffen
D
de aandacht op iets vestigen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de betekenis van de uitdrukking: van haver tot gort
A
door en door
B
heel scheef
C
helemaal blauw
D
zo goed mogelijk
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord past in de zin: Werknemers die bij elkaar op de afdeling zitten, gaan elkaar meestal ...... vinden dan collega's die verder van elkaar zitten.
A
bevreesd
B
bejegenend
C
analyserend
D
sympathieker
Slide 10 - Quizvraag
Welk woord past het best in de zin: Het akkoord dat ..... is gesloten, heeft veel impact op het klimaat.
A
fysiek
B
insteek
C
recent
D
uniek
Slide 11 - Quizvraag
Welk woord past het best in de zin: Op 15 november 1964 maakte Cruijff zijn .... in het eerste van Ajax.
A
capaciteit
B
legende
C
debuut
D
journalist
Slide 12 - Quizvraag
Welke uitdrukking past bij de volgende uitleg:
iets helemaal 'af' maken; de laatste fouten verbeteren
A
de kroon spannen
B
puntjes op de i zetten
C
iets voor het voetlicht brengen
D
de ster van het veld zijn
Slide 13 - Quizvraag
Maak een zin met het woord 'voormalige' erin. De betekenis moet uit de zin blijken.
Slide 14 - Open vraag
Maak een zin met de uitdrukking 'kommer en kwel' erin. De betekenis moet uit de zin blijken.
Slide 15 - Open vraag
In hoeverre weet je nu hoe je de woorden en uitdrukkingen kunt leren?
😒🙁😐🙂😃
Slide 16 - Poll
In hoeverre ken je de betekenis van de woorden en uitdrukkingen uit H1 & H2 Woordenschat al?