Woordenschat les 2

Woordenschat les 2
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat les 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Doel van deze les
  • Terugblik 
  • Uitleg woordraadstrategieën  
  • Aan de slag 
  • Afsluiting 
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Doel van deze les

  • Aan het einde van de les kun je woordraadstragegieën toepassen.
  • Aan het einde van de les weet je hoe je de betekenis van moeilijke woorden kunt achterhalen.

Slide 3 - Tekstslide

Welke woordraadstrategiëen
weet je nog?

Slide 4 - Woordweb

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
  1.  Zoek naar een synoniem
    Woord met dezelfde betekenis 

    Trottoir = voetpad

Slide 5 - Tekstslide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
 2. Zoek naar de betekenis

3. Zoek een voorbeeld

Slide 6 - Tekstslide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
4. Zoek naar een tegenstelling
Woord met een 
tegenovergestelde betekenis

Trottoir --> zandweg 


Slide 7 - Tekstslide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
5. Zoek naar een bekend woorddeel in het woord

Trottoir heeft geen bekend woorddeel
onnodig --> on = niet

Slide 8 - Tekstslide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
6. Zoek in het woordenboek en kies welke het beste past

Betekenis 'trottoir' 
trot·toir (het; o; meervoud: trottoirs)
1. verhoogd en bestraat voetpad langs een straat; = stoep

Slide 9 - Tekstslide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
7. Bekijk de afbeelding


Slide 10 - Tekstslide

Woordraadstategie
  • Trottoir
    8. Zoek de omschrijving/uitleg

    Het is een verhoogd of afgescheiden deel van de weg dat is bedoeld voor gebruik door voetgangers. Er gelden dezelfde regels als voor een voetpad, maar er staat niet het desbetreffende verkeersbord.


Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
  • Wat --> Woordenschat hoofdstuk 1           opdracht 5, 6, 8, 9
  • Waar --> In het lokaal
  • Wanneer --> In de les tot 5 minuten voor het einde 
  • Wie --> Zelfstandig of met buurman/buurvrouw 
  • Waarom --> Bruggetjes maken! 
  • Hoe --> Zachtjes samenwerken of zelfstandig  
  • Klaar? --> Nakijken, Quizlet

Slide 12 - Tekstslide

Waar ga jij tijdens de volgende les beter op letten, zodat je beter kan werken?

Slide 13 - Open vraag

Huiswerk
  • Woordenschat hoofdstuk 1                     Opdracht 5, 6, 8, 9

Slide 14 - Tekstslide

Tot de volgende keer!

Slide 15 - Tekstslide