In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
INDELING - TIJD
Slide 1 - Tekstslide
Geef 2 dingen dat je nog weet van de vorige les?
Slide 2 - Open vraag
Doelen van deze les
Je kent de jaartelling
je weet wat een eeuw is
je kan een jaartal in de juiste eeuw plaatsen
je kent de verschillende periodes en hun scharniermomenten
Slide 3 - Tekstslide
Historische bronnen kan je indelen in:
Tijd
Ruimte
maatschappelijke domeinen : sociaal - politiek - economisch en cultureel
Slide 4 - Tekstslide
De tijd indelen
Slide 5 - Tekstslide
Jaartelling
Handig om de tijd te ordenen
Belangrijke gebeurtenis als begin
Verschillende jaartellingen
Slide 6 - Tekstslide
De tijd in stukjes indelen, dat klinkt best moeilijk! Maar je weet al hoe dat moet!
Hoe lang duurt deze geschiedenisles?
A
40 minuten
B
45 minuten
C
50 minuten
D
55 minuten
Slide 7 - Quizvraag
Bij het vorige antwoord zeiden we: 'een stukje tijd'.
Welke woorden zijn dat nog meer?
A
kilometer, meter, klok, maand
B
Klok, kalender, maand, korter
C
Eeuw, dag , uur, kwartier, seconde
D
Kwartier, uur, klok, tijdbalk
Slide 8 - Quizvraag
Christelijke jaartelling
Begint bij het jaar 1 (let op: het jaar 0 bestaat niet!)
Geboorte van Christus
Meest gebruikte jaartelling
Maar...de geschiedenis begint natuurlijk niet pas bij het jaar 1!
Slide 9 - Tekstslide
Kennen jullie nog andere jaartellingen?
Slide 10 - Open vraag
Hoe werkt het?
De meeste kalenders zijn gebaseerd op de zon (hoe lang het duurt voordat de aarde om de zon draait) of de maan (hoe vaak de maan vol is in een jaar).
Afhankelijk van hun religie of cultuur, kiezen mensen verschillende belangrijke momenten om hun jaartelling te beginnen.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
BESLUIT
Het belangrijkste is dat elke jaartelling vertelt hoe mensen in een cultuur naar tijd en geschiedenis kijken!
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Julius Caesar werd in 44 v. Chr. vermoord.
Hoeveel jaar is dat geleden?
A
2000 jaar geleden
B
2030 jaar geleden
C
2068 jaar geleden
D
2100 jaar geleden
Slide 16 - Quizvraag
Eeuwen
Stukjes van 100 jaar
Eerste eeuw begint met het jaar 1 en eindigt met het jaar 99
De tweede eeuw begint met het jaar 100 en eindigt met het jaar 199
Enz.
Daarom leven wij in de 21e eeuw
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Uit welke eeuw is het volgende jaartal?
31
A
1e eeuw v. Chr
B
1e eeuw n. Chr.
C
2e eeuw v. Chr.
D
2 eeuw n. Chr.
Slide 20 - Quizvraag
Uit welke eeuw is het volgende jaartal?
299 v. Chr.
A
2e eeuw v. Chr
B
2e eeuw n. Chr.
C
3e eeuw v. Chr.
D
3 eeuw n. Chr.
Slide 21 - Quizvraag
Uit welke eeuw is het volgende jaartal?
1612
A
16e eeuw v. Chr
B
16e eeuw n. Chr.
C
17e eeuw v. Chr.
D
17e eeuw n. Chr.
Slide 22 - Quizvraag
Trucje om in de juiste eeuw te plaatsen.
Doorstreep de laatste 2 cijfers en doe +1 = eeuw
bv. 1435 = 15de eeuw
UITzondering; als de laatste 2 cijfers 00 zijn dan mag je niet +1 doen.
Slide 23 - Tekstslide
OPDRACHT
Maak de oefening op pg. 4 van bundel "tijd" op OneNote
Individueel
in stilte
Slide 24 - Tekstslide
3 tijdseenheden
millennium
eeuw
decennium
Slide 25 - Tekstslide
millennium
eeuw
decennium
100 jaar
1000 jaar
10 jaar
Slide 26 - Sleepvraag
Wat is volgens jullie een tijdlijn?
Slide 27 - Open vraag
een tijdlijn =
Een lijn waarop je gebeurtenissen in de juiste volgorde zet, van vroeger tot nu
( van vroeger tot nu = chronologisch)
Slide 28 - Tekstslide
periodisering
= de geschiedenis in zeven tijdvakken opdelen.
Slide 29 - Tekstslide
TIJDLIJN
1
Slide 30 - Tekstslide
Waarom?
We gebruiken periodes om te begrijpen wat er in het verleden gebeurde en wanneer dat was. Elk tijdvak heeft zijn eigen kenmerken en belangrijke gebeurtenissen.
Slide 31 - Tekstslide
Welke scharnierdata kennen jullie? Welke periode leiden ze in?
Slide 32 - Woordweb
Scharnierdata (= belangrijke data):
circa 3500 v.C.: ontstaan van het schrift
circa 800 v.C.: ontstaan van Griekse steden/stadstaten
476/500: einde West-Romeinse Rijk
1492/1500: ontdekking Amerika
1789/1800: Franse Revolutie
1945: Einde WO II
2020: …
Slide 33 - Tekstslide
verandering >< continuïteit
Voorbeelden van verandering:
Vroeger hadden mensen geen computers of smartphones, maar nu gebruiken we die elke dag.
Auto’s rijden nu op elektriciteit, terwijl ze vroeger alleen op benzine reden.
Mensen droegen in de Middeleeuwen heel andere kleding dan nu.
Voorbeelden van continuïteit:
De zon komt elke dag op en gaat weer onder, net zoals vroeger.
Mensen eten nog steeds brood als ontbijt, net zoals honderden jaren geleden.
We vieren nog steeds bepaalde feestdagen
Slide 34 - Tekstslide
Wat is verandering?
Verandering betekent dat dingen anders worden in de loop van de tijd. Dit kan gebeuren in korte tijd, of over heel veel jaren.
Slide 35 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een verandering in je leven.
Slide 36 - Woordweb
Wat is continuïteit?
Continuïteit betekent dat sommige dingen hetzelfde blijven, zelfs als er tijd voorbijgaat. Het gaat om dingen die niet veranderen, ook al veranderen er andere dingen om hen heen.