In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Marketing les 11
Slide 1 - Tekstslide
Huiswerk voor volgende week donderdag
MCO3 vraag
3.3 vraag : 21 t/m 25
3.5 nieuwe producten 31 t/m 33 + 1
3.6 verdienmodellen 34 t/m 36
Slide 2 - Tekstslide
Mogelijkheden om verkoop te bevorderen (geen korting!)
De verkoper kan technieken toepassen om verkoop te bevorderen
Cross selling
Deep selling
Up selling
Slide 3 - Tekstslide
Mogelijkheden om verkoop te bevorderen
Up selling --> verkopen van een duurdere (uitgebreidere) variant
Bijv:
Bij een bezinepomp verkopen ze ook “betere” benzine
In de autoshowroom staat altijd een auto met veel optie’s (de duurste variant)
Slide 4 - Tekstslide
Mogelijkheden om verkoop te bevorderen
Cross selling --> verkopen van aanverwante producten
Bijv:
Bij een benzinepomp verkopen ze ook snoep, snacks en bloemen
In een kledingzaak verkopen ze ook sieraden en schoenen
Bij de kapper kun je shampoo en haarstylingsproducten kopen
Slide 5 - Tekstslide
Mogelijkheden om verkoop te bevorderen
Deep selling --> verkoper probeert meer van hetzelfde te verkopen
Bijv.
Bij een benzinepomp werken ze met een zegelactie die klanten kunnen sparen voor een kado.
Slide 6 - Tekstslide
Elke week zit er in de Happy Meal van McDonalds een ander cadeautje. Hier is sprake van:
A
Cross selling
B
Up Selling
C
Deep selling
Slide 7 - Quizvraag
P van PLaats
Slide 8 - Woordweb
Plaats
Onderdeel Plaats bestaat uit 3 onderdelen:
Vestigingsplaats
Het verkoopkanaal
Het distributiekanaal
Slide 9 - Tekstslide
Vestigingsplaats
Waar staat je bedrijfspand
Op korte termijn lastig te beïnvloeden
Slide 10 - Tekstslide
Verkoopkanaal
= wijze waarop je je producten aanbiedt en de manier waarop de transactie tot stand komt
Bijvoorbeeld verkoop via
Winkel
Showroom
Accountmanager/consultant
Beurs
Online
Slide 11 - Tekstslide
Distributie
Distributie = geheel van activiteiten die betrekking hebben op het voorstuwen van de productenstroom van producent naar klant
Distributiekanaal = wijze waarop producenten hun producten leveren en via welke weg zij communiceren met de klant
Slide 12 - Tekstslide
Distributieproces
Verschillende functies: Transport, opslag, informatieverschaffing, promotie, onderhandelen, bestellen, financieren, risico nemen, betalen en eigendom overdragen
Slide 13 - Tekstslide
Distributiekanaal
= het verspreiden van producten/diensten
Keuze distributiekanaal:
Directe distributie
Indirecte distributie
Cross channeling
Slide 14 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van Directe Distributie
Slide 15 - Open vraag
Verschillende distributiekanalen
Slide 16 - Tekstslide
Distributie intensiteiten
Intensieve distributie
Selectieve distributie
Exclusieve distributie
Slide 17 - Tekstslide
Een TV, een wasmachine of een koffiezetapparaat zijn voorbeelden van
A
convenience goods
B
shopping goods
C
specialty goods
Slide 18 - Quizvraag
Een wit brood, pak melk en rijst zijn voorbeelden van:
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Specialty goods
Slide 19 - Quizvraag
Stelling 1: Convenience goods zijn vooral verbruiksgoederen, zoals boodschappen. Stelling 2: Een auto is een speciality good.
A
1 is waar
2 is niet waar
B
1 is niet waar
2 is waar
C
Beide zijn niet waar
D
Beide zijn waar
Slide 20 - Quizvraag
Intensieve distributie
= fabrikant streeft naar zo’n groot mogelijke verkrijgbaarheid
Distributiegraad --> bij hoeveel % van de verkooppunten zijn jouw producten verkrijgbaar bijv: 95%
Convenience goods --> dagelijkse boodschappen
Klanten willen weinig aankoopmoeite doen --> overal verkrijgbaar zijn
Slide 21 - Tekstslide
Selectieve distributie
= de fabrikant wil niet zoveel mogelijk distributiepunten maar wel de belangrijkste
De fabrikant let op o.a.:
Hoe ziet het verdere assortiment eruit?
Wat is het imago van het verkooppunt?
Wat voor soort klanten komen er in de winkel?
Kennisniveau winkelier
Shopping good --> producten waarbij de consument enige aankoopmoeite wil
doen (bijv producten en prijzen vergelijken)
Slide 22 - Tekstslide
Exclusieve distributie
distribuant verkrijgt alleenverkooprecht voor een bepaalde geografisch gebied
De fabrikant let op o.a.
Winkelier heeft hoog kennisniveau en kan service leveren
De producent biedt veel verkoopondersteuning
Soms winkelier mag geen concurrerende merken verkopen
Specialty good --> goederen waar een consument een grote /speciale aankoopmoeite wil doen
Slide 23 - Tekstslide
Een Levi's spijkerbroek is een:
A
Convience good
B
Shopping good
C
Specialty good
D
Unsought good
Slide 24 - Quizvraag
Dit is een ...
A
Convience good
B
Shopping good
C
Specialty good
D
Unsought good
Slide 25 - Quizvraag
Dagelijkse boodschappen. Deze koop je zonder al te veel na te denken. Meestal prijs en servicedistributie
Hier ga je vaak eens lekker voor winkelen, een uitje. Ook bereid om wat verder voor te reizen en parkeergeld te betalen. Je wil er best wat moeite voor doen.
Producten waarvoor de consument bij aanschaf bereid is om veel moeite te doen, zoals bijvoorbeeld bij de aankoop van een trouwring of badkamer
Shopping Goods
Specialty Goods
Convenience Goods
Slide 26 - Sleepvraag
Ontwikkelingen in de distributie
Slide 27 - Tekstslide
Ontwikkelingen in de distributie
Single channel = er wordt één kanaal aangeboden aan de klant. Bijvoorbeeld een traditionele fysieke winkel of alleen een online webshop
Multi-channel (duale distributie)= De klant wordt via meerdere verkoopkanalen benaderd. Bijvoorbeeld de combinatie van een fysieke winkel en een online webshop (kanaalconflict)
Slide 28 - Tekstslide
Ontwikkelingen in de distributie
Cross-channel = De klanten worden bediend via meerdere verkoopkanalen en deze lopen in elkaar over.
Omni-channel = Gaat nog verder dan Cross-channel, alle kanalen werken optimaal samen en versterken elkaar. De klant en de koopervaring staat centraal
Slide 29 - Tekstslide
www.bing.com
Slide 30 - Link
Geef een voorbeeld van een winkel waar sprake is van Cross-channel.
Slide 31 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een winkel waar sprake is van Cross-channel.
Cross-channel = De klanten worden bediend via meerdere verkoopkanalen en deze lopen in elkaar over.
H&M
Hema
AH
Slide 32 - Tekstslide
Bij welke distributievorm kan er sprake zijn van een kanaalconflict?