4 havo - H14 aantrekkelijk formuleren

4 havo - 26 april
  • Even herhalen: sollicitatiebrief, H13 bondig formuleren
TW2, dinsdag 25 mei: H13 H14 en een sollicitatiebrief schrijven
  • instructie H14 'aantrekkelijk formuleren
  • aan de slag: opdracht 
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4 havo - 26 april
  • Even herhalen: sollicitatiebrief, H13 bondig formuleren
TW2, dinsdag 25 mei: H13 H14 en een sollicitatiebrief schrijven
  • instructie H14 'aantrekkelijk formuleren
  • aan de slag: opdracht 

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je vermijden als je bondig wil formuleren?

Slide 2 - Open vraag

aantrekkelijk = begrijpelijke taal die niet te lang is

Slide 3 - Tekstslide

Aantrekkelijk is niet alleen maar korte zinnen met feitelijke informatie, dat gaat snel vervelen.

Slide 4 - Tekstslide

Waarom moet je aantrekkelijk kunnen formuleren?

Slide 5 - Tekstslide

Je wilt de aandacht van je lezer vasthouden.
Aantrekkelijk formuleren is als flirten met je lezer.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe formuleer je aantrekkelijk?

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Aantrekkelijk formuleren
"Ik heb na de basisschool havo gedaan en daarna de heao. Ik heb een leuke tijd gehad. Ik heb mijn opleiding niet afgemaakt. Ik heb wel examen gedaan, maar ik heb mijn diploma niet gehaald. Ik ben toen overgestapt naar de opleiding STC. Ik merkte snel dat de opleiding STC niets voor mij was. Ik zit nu op de opleiding HBO-V en ik wil straks als verpleegkundige bij u werken. "

Slide 10 - Tekstslide

O-P-A
Onderwerp
Persoonsvorm
Ander zinsdeel
Zinsopbouw

Slide 11 - Tekstslide

Vermijd een teveel aan O-P-A
Tip voor een aantrekkelijke tekst 

Slide 12 - Tekstslide

Herken jij O-P-A?

Slide 13 - Tekstslide

1. De leerlingen wisten het antwoord niet.
Bron: Berktekst.nl
A
OPA
B
POA
C
APO
D
PAO

Slide 14 - Quizvraag

2. 's Avonds wordt het hier altijd koud.

Bron: www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 15 - Quizvraag

3. Kun je voor mij het licht aandoen?

Bron: www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 16 - Quizvraag

4. Ayoub was voor niemand bang.

Bron: www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 17 - Quizvraag

5. Voor de bakkerswinkel staat een groot nepgebakje.

Bron: www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 18 - Quizvraag

6. Met naald en draad kun je die jas wel maken.

Bron: www. berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 19 - Quizvraag

7. Wilde vanmorgen niemand de toets maken?

Bron: www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 20 - Quizvraag

8. Maya was klaar met het proefwerk.

Bron:www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 21 - Quizvraag

9. Denkt hij soms aan het feest van gisteren?

Bron: ww.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 22 - Quizvraag


10. De artiest is met de grond gelijk gemaakt door de recensent.

Bron:www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 23 - Quizvraag

Maak variaties in zinsbouw en lengte:
'De duiven vlogen van Nederland naar Californië. Ze hadden veel getraind om lange afstanden af te leggen. Veel duiven overleefden de reis desondanks niet'.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

schrijf aantrekkelijker met synoniemen/verwijswoorden:
omdat de ober verrast reageerde toen ik de ober fooi gaf, was ik even verrast als hij. Het verraste me echt dat de ober blijkbaar nooit fooi krijgt.

Slide 27 - Open vraag

Maak een zin die aantrekkelijker wordt (denk aan variatie in woordkeuze):
De CBS-medewerkers weigeren zich af te vragen waarom burgers weigeren aan CBS-onderzoek mee te werken.

Slide 28 - Open vraag

Schrijf aantrekkelijker met synoniemen/verwijswoorden:
In de beschrijving van dit huis zijn de gegevens over de verschillende soorten vertrekken, gegeven de bedoeling van de tekst, niet voor de hand liggend. De informatie over de verschillende soorten vertrekken kan dan ook beter achterwege blijven

Slide 29 - Open vraag

Schrijf aantrekkelijker met synoniemen/verwijswoorden:
Wat er in geen van deze steden was, was een centrale waterautoriteit die de watertoevoer in de steden regelde.

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

archaïsme:   Neolatijn archaismus < Grieks arkhaïsmós ‘ouderwetsheid, verouderd spraakgebruik’, afleiding van arkhaïzein ‘ouderwets doen’, afleiding van arkhaĩos.

Slide 32 - Tekstslide

derhalve
bestendigen
doch 
gaarne 
indien
pogen 
reeds
sedert 
  daarom
  voortzetten
 echter of maar
 graag
 als
 proberen
  al
 sinds

Slide 33 - Tekstslide

neologisme: Grieks neos [nieuw] + -logia, van logos [woord] 
  coronawoordenschat: 
  •  corona-app 
  • zelfsurveillance 
  • (Engelse leenwoorden)  social distancing   
  • coronakilo’s
  • pandemiepuppy
  • quarantinderen (tinderen terwijl je in quarantaine zit)
  • raamvisite

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

Welke neologismen ken je?

Slide 36 - Woordweb

Slide 37 - Tekstslide

Maak levendiger door een voorbeeld toe te voegen:
'de shoarmazaak sloot zijn deuren na verschillende incidenten'

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide

beeldspraak
Figuurlijk taalgebruik, je omschrijft met een beeld wat je letterlijk bedoelt.

Slide 40 - Tekstslide

beeldspraak
  • vergelijking met een verbindingswoord
  • zuivere metafoor 

Slide 41 - Tekstslide

Vergelijking 
   werkelijkheid (object)                        beeld

Hij heeft een geheugen      als          een olifant. 
Dat beeldje glimt                    als          een  diamant.
 Hij is een boom                      van         een kerel.                               

Slide 42 - Tekstslide

Vergelijking zonder als
werkelijkheid     beeld
      Gerrit,              een held op sokken,            vluchtte snel weg.  
     De jongen,      een bange wezel,    durfde niets meer te zeggen       

Slide 43 - Tekstslide

metafoor
Alleen het beeld wordt genoemd, de werkelijkheid wordt weggelaten:
  • Ruim die zwijnenstal eerst maar eens op. (bedoeld wordt: je kamer)
  • Die engel bracht iedereen een kopje thee. (bedoeld wordt: een lief persoon)
Gezegden en uitdrukkingen zijn vaak metaforen:
  • Ik heb met hem een appeltje te schillen. (bedoeld wordt: iets rechtzetten)
  • Hij heeft het achter zijn ellebogen. (bedoeld wordt: hij is niet eerlijk, achterbaks)

Slide 44 - Tekstslide

Verzin zelf een metafoor

Slide 45 - Open vraag

stijlfiguren
Een stijlfiguur is een doelbewuste afwijking van de gebruikelijke zinsbouw of woordkeus. Met een stijlfiguur kun je je tekst aantrekkelijker maken. Maar je moet zo'n stijlfiguur dan wel goed gebruiken.

Slide 46 - Tekstslide

stijlfiguren
hyperbool: sterke overdrijving. Let op: overdaad schaadt!
Duizendmaal dank voor het afhandelen van al mijn post.

climax: een opsomming waarin de delen in kracht toenemen naar een hoogtepunt: uren, dagen, maanden, jaren
Niet alleen de raadsleden waren aanwezig, maar ook de wethouders en zelfs de burgemeester.

Slide 47 - Tekstslide

stijlfiguren
ironie: milde spot: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt 'Geen haast hoor, het concert begint echt niet voordat jij binnen bent.'
eufemisme: verzachtende uitdrukking 'Onze kater is gisteren geholpen'  - 'Prins Philip is onlangs heengegaan' 

Slide 48 - Tekstslide

persoonlijk taalgebruik
Wil je lezers boeien, dan moet je onpersoonlijk taalgebruik vermijden. Een tekst wordt persoonlijker door concrete woorden te gebruiken of door aan te geven wie iets doet of op wie iets van toepassing is. Dus als je volksvertegenwoordiging kunt vervangen door Kamerleden, moet je dat zeker doen.

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

De volgende zinnen zijn onnodig persoonlijk of te persoonlijk geformuleerd. Maak de zin persoonlijker.
Een andere mogelijkheid om het negatieve oordeel over de stagebegeleiding te verbeteren schuilt in een verkeerde verwachting vanuit de studenten met betrekking tot de begeleiding. Deze moet realistisch worden bijgesteld.

Slide 51 - Open vraag

De volgende zinnen zijn onnodig persoonlijk of te persoonlijk geformuleerd. Maak de zin persoonlijker.
Als iemand ouder wordt, is er meer beweging nodig.


Slide 52 - Open vraag

Aan de slag
opdracht 5 en 7 blz. 83-85

Slide 53 - Tekstslide