Ravj H3.4 deel 1

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 3 - Ben jij ondernemend?
Exameneenheid Arbeid en productie

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 3 - Ben jij ondernemend?
Exameneenheid Arbeid en productie

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les
  • kun je beschrijven hoe producenten proberen hun marktaandeel te vergroten
  • Kun je de verschillende marktvormen beschrijven
  • Kun je de kenmerken van deze marktvormen beschrijven


Slide 2 - Tekstslide

Leg het verschil uit tussen een concrete markt en een abstracte markt

Slide 3 - Open vraag

Vraag en aanbod
Alle vraag en aanbod bij elkaar noemen we de markt. 

Bijvoorbeeld: Alle vraag en aanbod van bloemen bij elkaar noemen we de markt voor bloemen.

Slide 4 - Tekstslide

Soorten markten
Een concrete markt is een plaats waar op afgesproken tijden goederen worden verhandeld.
  

Als je het bij economie over de markt hebt, bedoel je meestal een abstracte markt. Dat is het geheel van vraag naar en aanbod van een product.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Marktaandeel
Het marktaandeel is jouw eigen afzet in procenten van de totale afzet op de markt.




Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kan een bedrijf haar marktaandeel vergroten?

Slide 9 - Open vraag

Marktaandeel vergroten
Je marktaandeel wordt groter als jouw verkoop harder stijgt dan die van je concurrenten.

Slide 10 - Tekstslide

Marketingmix
  • Marketinginstrumenten 
  • 6 p's 

  • Inspelen op de doelgroep



Slide 11 - Tekstslide

Marktaandeel vergroten
Je kunt je marktaandeel laten groeien door een ander bedrijf over te nemen of door ermee te fuseren.

Bij een fusie vormen twee bedrijven samen één nieuw bedrijf.


Slide 12 - Tekstslide

Of mensen het product kopen is afhankelijk hoe mensen het product zien
We onderscheiden dit in twee smaken:
  • Homogeen product
  • Heterogeen product

Slide 13 - Tekstslide

Aard van het product
  • Homogeen product =
  • als consumenten de producten van de verschillende aanbieders als identiek beschouwen; de consument heeft geen voorkeur en stapt dus moeiteloos van de ene naar de andere aanbieder over. Hierdoor kan er ook geen prijsverschil ontstaat tussen de verschillende aanbieders, anders zouden alle klanten overstappen naar de goedkoopste aanbieder.

  • Voorbeeld:
  • T-Mobile en KPN zijn hetzelfde → allebei telefoonaanbieders
  • Samsung en Apple → allebei telefoons
  • Coca Cola en Pepsi → allebei frisdrank met colasmaak





Slide 14 - Tekstslide

Aard van het product
  • Heterogeen product =
  • als de consumenten vinden dat er verschil is tussen de producten van de verschillende aanbieders. Hierbij gaat het niet alleen om het product zélf, maar ook allerlei factoren die ermee samenhangen, zoals bijvoorbeeld de sfeer in de winkel, spaaracties, enz.

  • Voorbeeld:
  • Samsung vs. Apple
  • Coca Cola vs Pepsi
  • Gucci vs Prada



Slide 15 - Tekstslide

Marktvormen
  • Volkomen concurrentie
  • Monopolie
  • Monopolistische concurrentie
  • Oligopolie
  • (Kartelvorming)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Volkomen concurrentie
  • Een groot aantal aanbieders: iedere individuele producent is klein en heeft geen invloed op de prijs.
  • Een groot aantal vragers
  • Een homogeen product: voor de consument zijn alle exemplaren van het product identiek.
  • De markt bepaald de prijs
  • Als een producent zijn artikelen hoger zal prijzen dan andere producenten, dan zal hij niets meer verkopen. Als hij ze lager zal prijzen, gebeurt er uiteraard het omgekeerde.

  • Voorbeeld:
  • zuivelmarkt
  • geldmarkt (yen, dollars, enz.)



Slide 18 - Tekstslide

Wat is het doel van het spel monopolie?

Slide 19 - Open vraag

Monopolie
  • 1 aanbieder
  • Veel vragers

  • Homogeen product (er is er immers maar 1)

  • Voorbeeld:
  • De NS
  • GVB

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Maken t/m opdracht 8
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken/herhalingsopdracht 3.2
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 21 - Tekstslide