Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
L13 WERKEN MET DIE WOORDEN
L13 WERKEN MET DIE WOORDEN
Werken
met die woorden....
1 / 22
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Lager onderwijs
In deze les zitten
22 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
L13 WERKEN MET DIE WOORDEN
Werken
met die woorden....
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het werkwoord in deze zin?
Vroeger lachte ik hard met apen.
Slide 2 - Open vraag
Welk woord zegt wat je doet.
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord
Slide 3 - Quizvraag
Hoe noemen we het werkwoord dat bij het onderwerp hoort?
A
werkwoord
B
persoonsvorm
C
personen
D
perdipladi
Slide 4 - Quizvraag
Hoe vind je de persoonsvorm?
A
gokken
B
vooraan in ja/nee vraag
C
achteraan in ja/nee vraag
D
over wie of wat gaat de zin?
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het werkwoord in deze zin?
Nu vinden we pasta allemaal heerlijk.
Slide 6 - Open vraag
Wat is het werkwoord in deze zin?
Het lievelingsdier van mijn zus is een flamingo.
Slide 7 - Open vraag
Afgelopen weekend gingen wij naar het zwembad.
A
Het gebeurt nu.
B
Het gebeurde vroeger.
Slide 8 - Quizvraag
Mama doet de was.
A
Het gebeurt nu.
B
Het gebeurde vroeger.
Slide 9 - Quizvraag
De jongen was verlegen.
A
Het gebeurt nu.
B
Het gebeurde vroeger.
Slide 10 - Quizvraag
Vanavond eten wij lekkere frietjes met stoofvlees.
A
Het gebeurt nu.
B
Het gebeurde vroeger.
Slide 11 - Quizvraag
Vul het werkwoord KIJKEN aan:
Wij ____ deze ochtend naar een boom.
Slide 12 - Open vraag
Vul het werkwoord SLAPEN aan:
Juf Lin ________ in een boomhut.
Slide 13 - Open vraag
Vorige week __________ de prinses een kikker.
A
kus
B
kust
C
kuste
D
kusten
Slide 14 - Quizvraag
Straks ______ Luay een hele boom op.
A
at
B
eet
C
eten
D
aten
Slide 15 - Quizvraag
Het onderwerp
Slide 16 - Tekstslide
Over wie of wat gaat de zin?
Matu woont op een eiland.
A
Matu
B
woont
C
op een
D
eiland
Slide 17 - Quizvraag
Over wie of wat gaat de zin?
De hond van Mia blaft de hele dag.
A
de hond
B
Mia
C
de hele dag
D
de hond van mia
Slide 18 - Quizvraag
Over wie of wat gaat de zin?
Helpt Adam bedreigde dieren?
A
helpt
B
Adam
C
bedreigde dieren
D
dieren
Slide 19 - Quizvraag
Over wie of wat gaat de zin?
Bovenop de kast ligt een oud boek.
A
bovenop
B
de kast
C
een oud boek
D
ligt
Slide 20 - Quizvraag
Over wie of wat gaat de zin?
Voor haar balletles gaat Hannah naar de sporthal naast school.
Slide 21 - Open vraag
Over wie of wat gaat de zin?
Tijdens de speeltijd voetballen wij op het pleintje.
Slide 22 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
L13 WERKEN MET DIE WOORDEN
Mei 2023
- Les met
18 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
Februari 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Figuurlijk taalgebruik 3NAW2
November 2022
- Les met
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Het werkwoord 'zijn'
September 2023
- Les met
16 slides
Grammatica
Secundair onderwijs
Werkwoorden vervoegen
Maart 2024
- Les met
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
De onvoltooid verleden tijd 'peiltoets' en les
Februari 2023
- Les met
37 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
werkwoorden
April 2023
- Les met
16 slides
Present tense
Mei 2022
- Les met
35 slides
English
Secondary Education