3.1 & 3.2 Budgetten opstellen & bezettingsresultaat

Deze week:


3.1: Budgetten opstellen
3.2: Bezettingsresultaat
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Financieel 2MBOStudiejaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deze week:


3.1: Budgetten opstellen
3.2: Bezettingsresultaat

Slide 1 - Tekstslide

Budget opstellen
Functies van een budget:
- Basis voor bedrijfsplannen. Op basis van het budget kun je de plannen concreet beschrijven. Vaak per maand, maar soms zelfs per week. 
- Taakstellend: de manager is verantwoordelijk voor het bereiken van de doelstelling in het budget. Bijvoorbeeld de omzet of kosten. 
- Het geeft de mogelijkheid voor de leidinggevende om binnen dit budget te beslissen over uitgaven.
- Via het budget kan gecontroleerd worden of de doelstellingen behaald zijn. Het is meetbaar.

Slide 2 - Tekstslide

Waar moet je rekening mee houden? 
Voor het opstellen van een budget houdt je rekening met de volgende zaken: 
- Historische gegevens
- (financiële) doelen
- Marktomstandigheden
- Wijzigingen in het bedrijfsbeleid

Slide 3 - Tekstslide

voorafgaand aan het exploitatiebudget


Voordat je het exploitatiebudget opstelt maak je een omzetbegroting. Aan de hand van deze omzet kun je schatten welke kosten je kunt gaan maken om deze omzet te behalen. 

Slide 4 - Tekstslide

Budgetverschillen
Als er een budgetverschil is wil dit zeggen dat de werkelijkheid anders is dan je vooraf had ingeschat. (eigenlijk altijd...) 
Je wilt hiervan achterhalen waar dit verschil vandaan komt. Komt dit door een lagere omzet, 
of door hogere (inkoop)kosten? 

Slide 5 - Tekstslide

Bezettingsresultaat
Je hebt te maken met constante kosten die je terug moet verdienen. Je kunt deze kosten afzetten tegen de verwachtte
 (ook wel normale) afzet. Op deze manier bereken je hoeveel cent van iedere binnen gekomen euro je nodig hebt om je constante kosten te dekken
We noemen dit het constante kostentarief

Slide 6 - Tekstslide

Bezettingsresultaat
Met het bezettingsresultaat kun je berekenen of je genoeg omzet gedraaid hebt om de constante kosten terug te verdienen. 

Slide 7 - Tekstslide

Constante kostentarief
Formule: 

totale constante kosten               = 
         normale omzet                            N

Slide 8 - Tekstslide

Een onderneming heeft €340.000,- aan constante kosten en €635.000,- aan variabele kosten. De omzet wordt geschat op € 1.360.000,- Bereken het Constante kostentarief

Slide 9 - Open vraag

Bezettingsresultaat
Als je het constante kostentarief weet en je hebt de werkelijke omzet kun je ook bekijken of je genoeg 'gespaard' hebt om de constante kosten af te dekken. 

Slide 10 - Tekstslide

Bezettingsresultaat

  • Geen bezettingsresultaat: omzet is gelijk aan de begroting

  • Positief bezettingsresultaat: omzet is hoger dan begroting

  • Negatief bezettingsresultaat: omzet is lager dan begroting

Slide 11 - Tekstslide

Bezettingsresultaat
Formule:
(werkelijke omzet - gebudgetteerde omzet) x Constante kosten 
                                                                                             Normale omzet

Slide 12 - Tekstslide

Een onderneming schat de normale omzet op €850.000,-. De constante kosten zijn €187.000. De werkelijke omzet komt uit op €870.000,-.
Bereken het bezettingsresultaat

Slide 13 - Open vraag

Integrale kostprijs
Bij het berekenen van de integrale kostprijs bereken je wat je per product kwijt bent aan constante én variabele kosten.
Je weet dan ook wat je voor een product minimaal moet vragen om de kosten terug te verdienen. Daarbovenop doe je dan natuurlijk nog een winstmarge, zodat je er ook nog geld aan verdient. 

Slide 14 - Tekstslide

Integrale kostprijs 
Formule
 constante kosten    +   variabele kosten 
     normale omzet            werkelijke omzet 

     +       V 
N              W

Slide 15 - Tekstslide

De constante kosten zijn begroot op €280.000. De normale omzet is €700.000,- De werkelijke omzet is geschat op €900.000,-. De variabele kosten zijn daarmee uitgekomen op €405.000,- Bereken de integrale kostprijs voor dit product.

Slide 16 - Open vraag

Huiswerk
Opgave 1 t/m 9 van hoofdstuk 3

Slide 17 - Tekstslide