H1 Wk 6 Stepping Stones Theme 2 C + E

• Ges
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Startklaar

• Op je plek zitten 
• Telefoon in het Zakkie 
  
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
• Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

Watching

goals

• I can understand a text about music. 

• I can write questions and negative sentences.

3. Leerdoelgericht werken

De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   

Reading

Pg. 101 

First: Read the text 

Second: do exercise 19A (pg. 100-102)

Third: if you are done, do 19B

Vocabulary

Pg. 103 ex 21

Complete the dialogue. 

There are TWO words you can't choose.

Questions: yes/no questions

Rule 1: With to be (am, are, is) or can, the verb moves to the beginning of the sentence. 

Rule 2: With other verbs, you add do or does to the beginning of the sentence + the verb.

You are the principal = Are you the principal?

You can bring me to school = Can you bring me to school?

They work well together = Do they work well together?

He studies a lot = Does he study a lot?

He has English on Tuesday = Does he have English on Tuesday?

Make this sentence a question:
You are my classmate.

Make this sentence a question:
You can come to class.

Make this sentence a question:
He likes his school.

Write the questions

Pg. 109 ex. 31

Negative sentences: not, -n't

Rule 1: With to be (am, are, is) or can you add NOT or N'T after the verb. 

Rule 2: With other verbs, you add do/does + NOT/N'T + verb.

I am in class today = I am not in class today / I'm not in class today

I can study quickly = I cannot study quickly / I can't study quickly

You are at home = you are not at home / you aren't at home 

She is here = she is not here / she isn't here

I like maths = I do not like maths / I don't like maths

He knows the answer = He doesn't know the answer

I like sports = I do not like sports / I don't like sports

Make this sentence negative:
I can sing very well.

Make this sentence negative:
You are nice.

Make this question negative:
She runs every day.

Make this sentence negative:
My brother listens to music.

Homework

Pg. 110 ex. 34A

Pg. 111 ex. 35

goals

• I can understand a text about music. 
  
  
• I can write questions and negative sentences.

3. Leerdoelgericht werken

De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.