6.5 Aanpassingen van dieren

6.5 Aanpassingen bij dieren
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

6.5 Aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
HW bespreken
Uitleg 6.5
Memory spel maken
Huiswerk maken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun omgeving.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen bij waterdieren
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijnd
Een lichaamsvorm waardoor ze weinig 
weerstand hebben in het water.
Ook hebben ze een gladde huid 
(schubben en slijm)

Daardoor kunnen zij sneller door 
het water bewegen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schutkleuren
Donkere bovenkant en lichte onderkant 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een sneeuwhaas
Een  Europese Haas
Zoek de verschillen!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen in vacht, kleur & oor grootte

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen
Dieren in koude omgeving, meer haar om warmte vast te houden

Dieren in warme omgeving, grote oren om warmte te verliezen


Poolvos
Woestijnvos

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht memory spel maken
Je gaat in tweetallen een memory spel maken over de aanpassingen van dieren.
Gebruik je laptop en je boek om 24 kaartjes (12 paren) te maken over de begrippen van paragraaf 6.5.
Elk paar bestaat uit:
    - Een kaartje met het begrip (bijv. "Hoefganger").
    - Een kaartje met een afbeelding (bijv. van een paard).
Klaar? Stuur het op via Teams! Maak daarna opdracht 5 t/m 7

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak opdracht 5 t/m 7

Kan je nu uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun omgeving?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vogels
Steltlopers, Roofvogels, Zangvogels en Watervogels

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen bij vogels: Snavels
- Priemsnavel: Diep in natte bodem
- Haaksnavel: Prooi in stukken scheuren
- Kegelsnavel: Veel kracht 
- Pincetsnavel: Insecten vangen
- Zeefsnavel: Uit water zeven

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen bij vogels: Poten
- Steltloper: Haalt voedsel uit ondiep water
- Roofvogel: Prooi vangen met klauwen 
- Zangvogel: Vasthouden aan takken
- Watervogel: Zwemmen


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landzoogdieren
Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond
- Zoolgangers: zachte ondergrond
- Teengangers: katachtigen
- Hoefgangers: harde ondergrond

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoolganger - Teenganger - Hoefganger

Slide 17 - Tekstslide

De hoeveelheid contact met de grond zegt iets over de snelheid waarmee het dier kan bewegen. Het zegt ook iets over de stabiliteit op verschillende ondergronden en de massa van het dier.
Het paard heeft bijvoorbeeld een stevige ondergrond nodig anders zakken de hoeven weg.

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Steltlopers
Priemsnavel= lange snavel
Lange poten voor ondiep water

soms met zwemvliezen om
 niet door de bodem te zakken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Roofvogels
Haaksnavel= krom, 
naar beneden gebogen, 
scherpe punt

Poten met klauwen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zangvogels
Kegelsnavel (zaden) of
Pincetsnavel (insecten)

Poten met 3 tenen voor 1 teen achter om zich aan takken te kunnen klemmen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Watervogels
Zeefsnavel
Zwemvliezen
Waterafstotende veren door speciale olie die ze produceren

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor worden organismen niet gegeten
Hoe voorkomen organismen dat ze worden opgegeten?
1. Planteneters grote oren en ogen aan zijkant
-> snellere waarneming en snel vluchten
2. Camouflage --> door niet op te vallen in hun omgeving
3. Mimicry --> lijken op een ander gevaarlijk dier (bijvoorbeeld
 zweefvliegen die op wespen lijken)

Planten: doorns, maken van bittere stoffen (soms giftig!), 
brandharen... 



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Camouflage: niet opvallen in de omgeving

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Mimicry: lijken op een ander (giftig) dier

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies