chapter 5 E

Welcome H2C 

Week 4 - Lesson 1
Grammar

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome H2C 

Week 4 - Lesson 1
Grammar

Slide 1 - Tekstslide

Today's class
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Today's class
At the end of this class I...
  • ... know what prefixes and suffixes are. 
  • ... can correctly form and use prefixes and suffixes.

Slide 3 - Tekstslide

Homework check: Exercise 12, page 63

Slide 4 - Tekstslide

Homework check: Exercise 15(a), page 64
1. community
2. comments
3. anonymous
4. delete
5. block
6. request
7. post

Slide 5 - Tekstslide

Exercise 27(a)+(b), page 74
  1. Work in pairs.
  2. Look at the coloured words & write each set of two coloured words down.
  3. Mark the difference.

Slide 6 - Tekstslide

KEY Exercise 27(a)+(b), page 74

Slide 7 - Tekstslide

Exercise 27(c), page 74
  1. Dislike is the opposite of like: ‘dis’ means ‘not’.
  2. Replay means you play it again.
  3. Misbehave is a negative form: ‘mis’ means ‘not’.

Slide 8 - Tekstslide

Prefixes
Prefixes zet je vóór een woord.

Slide 9 - Tekstslide

Prefixes
non- / un- /  im- /  il- / ir- / in- 
Geven een woord een tegenovergestelde betekenis.

re- 
betekent opnieuw (again) of terug (back)

mis- / dis- 
geven een negatieve of tegenovergestelde betekenis aan een woord.

Slide 10 - Tekstslide

Exercise 28(a)+(b), page 75
  1. impossible
  2. responsible
  3. replay
  4. illegal
  5. appeared
  1. dis
  2. re
  3. im
  4. mis
  5. non-
  6. ir

Slide 11 - Tekstslide

Suffixes
Suffixes zet je achter een woord.

Slide 12 - Tekstslide

Suffixes
-er
voor een persoon of ding die een een actie doet
teach - teacher / dance - dancer

-ment/ -ing
maakt van een werkwoord een zelfst naamwoord
achieve - achievement / draw - drawing

-ness
maakt van een bijwoord of bijv. naamwoord een zelfstandig naamwoord
happy - happiness / weak - weakness 

Slide 13 - Tekstslide

- ness / - ing / -ment --> Wat komt er achter het woord?
state....

Slide 14 - Open vraag

- ness / - ing / -ment --> Wat komt er achter het woord?
ill....

Slide 15 - Open vraag

- ness / - ing / -ment --> Wat komt er achter het woord?
engage....

Slide 16 - Open vraag

- ness / - ing / -ment --> Wat komt er achter het woord?
drift....

Slide 17 - Open vraag

1. I know what prefixes and suffixes are.
2. I can correctly form and use prefixes and suffixes.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Homework
Do:
- Exercise 29(b) & (c), page 76

Learn/ study:
/


Slide 19 - Tekstslide