Brugklas 3.4 planten

Welkom 
Denk om…
Je jas uit, pet af.
Mobiel in de telefoontas (op stil).
Laptop en boek (dicht) + schrift, pen op tafel. Tas op de grond.
Zitten op je eigen plek
Eten en drinken doe je in de kantine.
5 minuten de tijd.
timer
5:00
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Denk om…
Je jas uit, pet af.
Mobiel in de telefoontas (op stil).
Laptop en boek (dicht) + schrift, pen op tafel. Tas op de grond.
Zitten op je eigen plek
Eten en drinken doe je in de kantine.
5 minuten de tijd.
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
  • Welkom  
  • Herhaling 3.1 t/m 3.3 (lessonup quiz)
  • Tekening cellen 
  • Uitleg 3.4: planten 
  • Aan het werk                                                                        
  • Afsluiten (lessonup quiz)                                                                           

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen 3.1 
  • Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken.
  • Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën.
  • Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdgroepen:
Prokaryoten & Eukaryoten
prokaryoten
eukaryoten

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken
Prokaryoten (Bacteriën & Archaea)  
- hebben geen celkern én 
- zijn altijd eencellig

Eukaryoten (dieren, schimmels, planten & eencelligen)
- hebben altijd een celkern én 
- kunnen ééncellig of meercellig zijn
- kan je ook indelen aan de hand van celwanden en bladgroenkorrels
prokaryoten
eukaryoten

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken
  • Bacteriën -> eencellig, geen celkern!, celmembraan, celwand
                                                               
  • Schimmels -> celkern, celmembraan, celwand, geen bladgroenkorrels! 

  • Planten -> celkern, celmembraan, celwand, vacuole, bladgroenkorrels! 

  • Dieren -> celkern, celmembraan, geen celwand!
 

Slide 6 - Tekstslide

Steeds kleinere groepen
Elk rijk kun je indelen in steeds kleinere groepen.

Slide 7 - Tekstslide

In welk Rijk hoort de mens?
A
Schimmels
B
Planten
C
Dieren
D
Bacteriën

Slide 8 - Quizvraag

Prokaryoten hebben een celkern
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Alle cellen van de mens hebben een celwand
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Welk rijk heeft als enige bladgroenkorrels?
A
Schimmels
B
Bacteriën
C
Planten
D
Dieren

Slide 11 - Quizvraag

Welk rijk heeft geen celkern?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 12 - Quizvraag

leerdoelen 3.2
  • Je kunt soorten en rassen onderscheiden.
  • Je kunt uitleggen dat de indeling van organismen berust op overeenkomst en verwantschap.

Slide 13 - Tekstslide

3.2 Overeenkomst en verwantschap
Zelfde geslacht
Veel overeenkomst
Panthera tigris     Panthera leo

Slide 14 - Tekstslide

3.2 Overeenkomst en verwantschap
Zelfde orde
Minder overeenkomst

Slide 15 - Tekstslide

3.2 Overeenkomst en verwantschap
Zelfde stam
Nog veel minder overeenkomst

Slide 16 - Tekstslide

Evolutie en nieuwe soorten
Verwantschap: Hoe jonger de soorten
gesplitst zijn, hoe verwanter de organismen
zijn.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een soort?
A
Een groep organismen die veel op elkaar lijken
B
Een groep organismen die met elkaar samen leven
C
Een groep organisme die samen vruchtbare kinderen kunnen krijgen
D
Een groep organismen die dezelfde bouw hebben

Slide 18 - Quizvraag

Welke soort is eerder ontstaan,
soort 1 of soort 2?

A
Soort 1
B
Soort 2

Slide 19 - Quizvraag

Geef de juiste volgorde van het systeem van ordening, van klein naar groot. De kleinste is de soort. Wat komt hierna?
Klasse
Familie
Geslacht
Rijk
Stam

Slide 20 - Sleepvraag

Er zijn meer soorten dan stammen in de ordening van soorten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

leerdoelen 3.3
  • Je kunt dieren indelen op grond van de kenmerken skelet en symmetrie.
  • Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van zes stammen van het dierenrijk.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Een krokodil is:
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch

Slide 27 - Quizvraag

Een sponsdier is:
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch

Slide 28 - Quizvraag

Een gewervelde is:
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch

Slide 29 - Quizvraag

Een lieveheersbeestje heeft een:
A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noem je het uitwendige skelet van een insect?

Slide 31 - Open vraag

Tekening 
Maak een tekening van de volgende
cellen en benoem de onderdelen.


timer
12:00

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Planten
Groenwieren
Rijk:
Stam:
Klasse:
Zaadplanten
Sporenplanten
Vaatplanten

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

En dan nu de vragen...

Slide 44 - Tekstslide

Paardenstaarten maken sporen in:
A
sporendoosjes
B
sporenvormende orgaantjes
C
sporenhoopjes
D
sporenbultjes

Slide 45 - Quizvraag

Tot welke stam horen alle zaadplanten?

Slide 46 - Open vraag

Varens maken sporen in:
A
sporendoosjes
B
sporenvormende orgaantjes
C
sporenhoopjes
D
sporenbultjes

Slide 47 - Quizvraag

Welke 4 onderdelen hebben alle vaatplanten?

Slide 48 - Open vraag

Mossen maken sporen in:
A
sporendoosjes
B
sorenvormende orgaantjes
C
sporenhoopjes
D
sporenbultjes

Slide 49 - Quizvraag

Hoe kunnen boomalgen zich voortplanten?
A
sorenvormende orgaantjes
B
sporendoosjes
C
zaden
D
deling

Slide 50 - Quizvraag

Huiswerk
- Maken 
Opdracht 1 t/m 8, vraag 6 overslaan

Slide 51 - Tekstslide