Lente Quiz

Lente Quiz
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Lente Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Ronde 1 Kennis

Slide 2 - Tekstslide

1. Op welke datum begint de lente? (astronomisch)
A
15 maart
B
18 maart
C
20 maart
D
25 maart

Slide 3 - Quizvraag

2. Wat is geen kenmerk van de lente?
A
Struiken en bloemen maken vruchten die aan het eind van de lente rijp zijn
B
De knoppen van bomen en struiken gaan uitlopen en je ziet overal bloesem
C
Dieren komen uit hun winterslaap of winterrust
D
Vogels gaan nestelen en broeden

Slide 4 - Quizvraag

3. Veel trekvogels keren in de lente terug naar ons land. Wat is geen trekvogel?
A
Zwaluw
B
Nachtegaal
C
Koekoek
D
Ekster

Slide 5 - Quizvraag

4. In de lente vinden veel feestdagen plaats. Welke volgorde klopt?
A
Pasen - Koningsdag - Pinksteren - Hemelvaart
B
Koningsdag - Pasen - Pinksteren - Hemelvaart
C
Pasen - Hemelvaart - Koningsdag - Pinksteren
D
Pasen - Koningsdag - Hemelvaart - Pinksteren

Slide 6 - Quizvraag

5. Mensen met hooikoorts hebben in de lente last van pollen in de lucht. Wat is een andere naam voor pollen?
A
Bloemknoppen
B
Stuifmeel
C
Meeldraden
D
Zaadknoppen

Slide 7 - Quizvraag

6. In het voorjaar zetten we de klok vooruit. Wanneer doen we dit precies?
A
Laatste weekend van maart
B
Eerste weekend van april
C
Tweede weekend van april
D
Laatste weekend van april

Slide 8 - Quizvraag

7. Welke groente wordt veelal gegeten in de lente, omdat ze in deze periode geoogst worden?
A
Witlof
B
Artisjok
C
Asperge
D
Radijs

Slide 9 - Quizvraag

8. Op het noordelijk halfrond begint de lente in maart. Wanneer begint de lente op het zuidelijk halfrond?
A
Augustus
B
September
C
Oktober
D
November

Slide 10 - Quizvraag

9. Je ziet in de lente ook meer gelukkige mensen! Doordat de dagen langer zijn en er meer zon is, komen de lentekriebels naar boven. Je lichaam maakt stofjes aan die zorgen voor een opgewekt en gelukkig gevoel. Hoe heten die stofjes?
A
Serotonine en dopamine
B
Serotonine en Histamine
C
Adrenaline en dopamine
D
Histamine en Adrenaline

Slide 11 - Quizvraag

10. Wat doen de bijen in de lente niet?
A
Bestuiven bloemen en planten
B
Zorgen voor honing
C
Zorgen voor was
D
Ze gaan in de korf bij elkaar zitten (tros)

Slide 12 - Quizvraag

Ronde 2: Jonge dieren

Slide 13 - Tekstslide

1.

Slide 14 - Tekstslide

2.

Slide 15 - Tekstslide

3.

Slide 16 - Tekstslide

4.

Slide 17 - Tekstslide

5.

Slide 18 - Tekstslide

6.

Slide 19 - Tekstslide

7.

Slide 20 - Tekstslide

8.

Slide 21 - Tekstslide

9.

Slide 22 - Tekstslide

10.

Slide 23 - Tekstslide

Ronde 3: Lente muziek

Slide 24 - Tekstslide





Ronde 4: Spring!

Slide 25 - Tekstslide

1. Bij atletiek heb je meerder onderdelen waar je moet springen. Noem twee van deze onderdelen.

Slide 26 - Tekstslide

2. Wat is de officiële benaming van deze springstok?

Slide 27 - Tekstslide

3. Wat betekent dit verkeersbord?

Slide 28 - Tekstslide

4. welke fitnessoefening zie je hier?

Slide 29 - Tekstslide

5. Welk dier kan het verste springen?
A
Grijze reuzenkangoeroe
B
Roodoogmakikikker
C
Doornsprinkhaan
D
Sneeuwluipaard

Slide 30 - Quizvraag

6. Welk diertje is de absolute spring winnaar?

Slide 31 - Tekstslide

7. Hoe noem je een sprong met een skaterboard ook wel?

Slide 32 - Tekstslide

8. Hoe heet deze ruiter
die de afgelopen Olympische
Spelen brons hield op het
onderdeel springen?
A
Harrie Smolders
B
Marc Houtzager
C
Maikel van der Vleuten
D
Edward Gal

Slide 33 - Quizvraag

9. Wat is de naam van deze Friese sport?

Slide 34 - Tekstslide

10. Hoe noem je deze extreme sport?

Slide 35 - Tekstslide

Ronde 5: Bloemen

Slide 36 - Tekstslide

1.

Slide 37 - Tekstslide

2.

Slide 38 - Tekstslide

3.

Slide 39 - Tekstslide

4.

Slide 40 - Tekstslide

5.

Slide 41 - Tekstslide

6.

Slide 42 - Tekstslide

7.

Slide 43 - Tekstslide

8.

Slide 44 - Tekstslide

9.

Slide 45 - Tekstslide

10.

Slide 46 - Tekstslide