1) We gaan een check-in doen
2) Ga allemaal achter je stoel staan.
3) Ik heb iemand in deze klas in mijn gedachten en jullie moeten raden wie.
4) Jullie stellen mij vragen, in het Spaans, en ik beantwoord met sí o no.
5) Indien het antwoord niet bij jou past, denk aan de vraag ' ben jij een meisje' en ik zeg ja, dan ga jij als jongen zitten.
6) je mag nog WEL mee doen met het stellen van vragen als je zit.
Voorbeeldzinnen:
¿tiene el pelo largo?
¿lleva el pelo rizado?
¿lleva unas gafas?
¿lleva` una camisa roja?
Maak gebruik van de frases clave en vocabulaire